Ik ben aan het winteren

 

De lente krabbelt echt nog niet aan de deur, maar ik geloof wel dat ze binnenkort ons parkje op zal komen waaien.

 

 

 

 

‘Maar hoe gaat het nu dan met jou?’ De man die tegenover me zit buigt een beetje naar voren. Alsof zijn lichaam, net als zijn ogen, letterlijk toenadering zoekt. Ik heb net een enorm harde grap gemaakt met een hoog kijk-mij-eens-zelfspot-hebben-en-de-boel-kunnen-relativeren-gehalte. Daar trapt hij totaal niet in. 

 

Zijn blik is zo diep, dat ik bijna achterom wil kijken. Bedoelt hij echt hoe het met míj is? Even ter verduidelijking: ik heb een zakelijke lunchafspraak. Weliswaar met twee jonge mannen die ik bijzonder graag mag, maar het wegwapperen van een ongemakkelijk onderwerp, zoals in dit geval het nieuws dat onze Flo niet meer thuis woont, was volledig legitiem geweest.

 

Maar L. vraagt verder en ik zie aan zijn blik dat hij niet los zal laten voordat ik antwoord heb gegeven. Een eerlijk antwoord. Ik kijk naar D., mijn collegavriendin die het hele proces heeft meegemaakt. Het afgelopen jaar heb ik wel vijftien keer haar voicemail volgehuild en heeft ze me meerdere keren uit de redactie-appgroep verwijderd om me rust te gunnen. Alsof ik bij haar antwoord zoek op deze vraag. Want hoe gaat het eigenlijk met mij?

 

Ik heb al een week niet gehuild, begin ik. Dat is al best iets. En mijn dochter heeft de ringtoon van mijn telefoon veranderd. De beltoon van mijn telefoon associeerde ik zo met slecht nieuws, dat ik bijna standaard boos en geïrriteerd opnam. Mijn meisje had een selectie gemaakt van zachte riedeltjes waar ik er een uit mocht kiezen. Terwijl ik het vertel, voel ik mijn ogen al vochtig worden. Verdorie. 

 

En verder? Verder mis ik het uitbundige ‘Mamaaaaaaaaa!’ als ik de sleutel in het slot van de voordeur steek. Of de badsessies waarbij Flo in bad zat en ik op de badrand en tegen de wastafel mijn barre-oefeningen deed. ‘Goed bezig, mama.’ Als ik het pak kaboutermeel voor pannenkoeken in het schap bij Albert Heijn zie staan, moet ik snel doorlopen. Die kocht mijn vader altijd om zo samen met Flo pannenkoeken te bakken. De volgende dag kon ze er zomaar stiekem een onder het aluminiumfolie vandaan toveren om vervolgens zelf te vertellen dat ze ‘een heerlijk pannenkoekje’ had gegeten. 

 

Als ik omhoogkijk, zie ik dat de vraagsteller met zijn wijsvinger langs zijn oogrand veegt en wordt een zakelijk samenzijn ineens iets met een dit-vergeten-we-niet-moment.

 

‘s Avonds app ik met een vriendin wier gezondheid even te wensen over laat. Ze is naar de zon gevlucht met een heerlijk luie vriendin die ook nog eens de alcohol heeft afgezworen. Een bedje en een boek zijn haar beste maatjes deze week. En dat boek, dat moest ik ook maar lezen. Als ze appt dat ze het boek na haar vakantie door de bus zal doen, heb ik het al besteld. ‘Wintering’ klinkt als de titel die ik nu nodig heb en dat is het ook. Wintering is ‘for all who have wintered’. Wintering is die periode waarin het minder goed met je gaat. Waarin je verdriet hebt, onzeker bent of gewoon diep ongelukkig. We willen een oneindige zomer met lange avonden vol vrienden en muziek, maar zo is het leven niet. Er is licht en er is donker, er is warmte en kou. Het lijkt wel of we onze winterings verstoppen. We kruipen weg tot het voorbij is, terwijl we die periode juist moeten omarmen. In deze ‘winters’ leer je de lessen, ze vormen je en maken je wijzer en rijker. Mensen die ‘gewinterd’ hebben zijn juist zo interessant. Ik voel mij zelf ook in de winter van mijn leven. Mijn verdriet hangt om me heen zoals het door Elsa getoverde wolkje boven sneeuwpop Olaf. Het is er, de hele tijd, en het is goed zo. 

 

Ik ben aan het winteren. De lente krabbelt echt nog niet aan de deur, maar ik geloof wel dat ze binnenkort ons parkje op zal komen waaien.  

 

 

Door: May-Britt Mobach

Afbeelding van May-Britt Mobach