De boodschappen klotsen over de rand van onze tassen, die zo diep zijn dat ze over de kinderkopjes schuren. Ik hoor mijn vader zijn vaste riedel: “Ik heb alles eerst verdiend, ga nu de boodschappen doen, moet het straks koken, dan vast alles weer opruimen en over een dag loop ik hier weer,” mompelen. Wij lachen, want we weten wel beter. Hij doet niets liever dan ons verwennen. Hij is zeeman, dus vaak lang van huis. Áls hij er is, slurpt hij alle verzorgende taken op.
Het is druk in het oude centrum van Middelburg, de stad waar mijn ouders twee jaar daarvoor zijn neergestreken. Drukker dan anders. Ineens knoopt mijn moeder de punten aan elkaar. “De Four Freedoms Award wordt hier uitgereikt. Door koningin Beatrix. Dat is het ene jaar in New York en, bijzonder genoeg, het andere jaar in Middelburg. Het is een initiatief van de Roosevelt Foundation, die de vier vrijheden die Roosevelt ooit benoemde in zijn State of the Union erkent.” Mijn moeder, nooit te beroerd om te strooien met wat historische kennis, gaat verder: “En dat wordt op de geboortedag van Roosevelt gedaan, en ook in Middelburg omdat zijn voorouders Zeeuwse roots zouden hebben.”
Ik knik en mijn vader laat de tassen even rusten. “Ik geloof zelfs dat koningin Beatrix er zal zijn.” Mijn moeder en ik gaan verder met de optelsom. Uitreiking, veel mensen, de Nieuwe Kerk waar we zo’n beetje voor staan. Misschien leuk om even te blijven wachten. Zo vaak krijg je de kans niet om een blik op de kroon te werpen.
Mijn vader zakt door zijn knieën en pakt de trossen tassen in zijn handen. Hij gaat niet wachten en ziet ons thuis wel. We horen wat gemompel. “Omdat zij toevallig uit de schoot van Juliana is geboren, moet ik hier een beetje staan wachten?” Hij ziet ons thuis wel. Mijn moeder en ik glimlachen, want heus dat we zijn silhouet aan het einde van de straat zien stilhouden.
Daar komen de auto’s. Een ketting van glanzend gepoetste bolides vol hoogwaardigheidsbekleders. We zien een schimp van het kapsel van onze koningin, maar daar blijft het bij. Ze zit aan de andere kant van de auto, zul je altijd zien.
We lopen verder richting de hoek van de straat, daar waar tassen en vader op ons wachten. Hij kijkt zacht en met een glinstering. “Ze keek naar me, best lang.” Was dit de man die net nog riep over die schoot van Juliana? “We hadden echt even contact.” Zelfs in de auto hield hij er niet over op.
Voor het stoplicht botst er iemand tegen onze bumper. Mijn vader stapt uit om te kijken hoe erg het is. Ik kijk in de achteruitkijkspiegel. “Maar mam, dat is minister Van den Broek!” Ik zie dat mijn vader hem vrolijk de hand schudt, de schade valt mee, we gaan allemaal ons weegs.
Mijn vader glundert van al deze gebeurtenissen op zomaar een zaterdagmiddag. “Die Van den Broek is vast gestuurd door de koningin. Om te achterhalen waar die leuke man met wie ze net oogcontact had, woont.”
Mijn moeder en ik kijken elkaar aan via de achteruitkijkspiegel. Tuurlijk, glimlachen we.