Al die enge beesten


Wieke:
Alles went, zelfs het eten van muizen. Nou ja, het kijken naar eten van muizen. Maar er is één insect waar ik een hekel aan blijf houden…

 

Toen we zes jaar geleden naar Zambia vertrokken was het meest gehoorde commentaar: ‘o bah, al die enge beesten daar!’ Het went. Echt. Overal om mij heen wonen dieren en insecten. En ze hebben allemaal een functie. Ze krijgen mij na al deze jaren niet zo snel meer gek. Als bezoek uit Nederland doodsbang opspringt omdat ze een kakkerlak zien, kijk ik verbaasd op. Echt verbaasd, omdat kakkerlakken nu eenmaal deel uitmaken van het bestaan in een Afrikaans land. Laat toch lekker lopen, denk ik dan. Ik zie er elke dag wel een paar en naast onze tuin is een beerput, waar ze ’s avonds massaal vergaderen. Of zo. Verder doen ze niks waarvoor ik bang zou moeten zijn.

 

Ook hebben wij een huisgekko. Hij heet Gekky. Hij mist een stukje staart, dat heeft een andere gekko gedaan terwijl ze aan het vechten waren om een vlindertje. Soms loopt Gekky ’s nachts over mijn blote been. Hij heeft maling aan de klamboe en weet precies waar de gaatjes zitten. De eerste keer zat ik gillend rechtop in bed. Na de vierde keer dacht ik: ach, het is Gekky maar. Hij is veel banger voor mij dan ik voor hem. En als hij een week niet is geweest, vraag ik me af of er misschien iets ergs is gebeurd met Gekky.

Spinnen en ik zijn één in ons gevecht tegen de muggen. Weef lekker een web en eet ze allemaal op. Sprinkhanen. Prachtige exemplaren, van heel klein tot vuistgroot. Mogen ook blijven. Geen kwaad van te duchten. Muizen. Ik heb het vast eerder verteld, maar een gedroogde muis is een geliefde snack in Zambia. Wordt met huid en haar naar binnen gewerkt. Da’s absoluut wennen. Niet om ’m te eten, want zo ver ga ik niet, maar om toe te kijken hoe iemand zo’n diertje opeet. Het is een proteïnebron en ook nog eens gratis. Ik spaar zelfs lege blikjes, om de muizenvanger in onze buurt te assisteren. Hij maakt er vallen van en met die muizen verdient hij een leuk bedrag per week. Een kwacha per muis. Soms verkoopt hij er honderd per week. Dat is ongeveer een tientje en een groot gezin eet daar twee weken van.

 

Is er dan geen enkel insect of dier waar ik een hekel aan heb? Ja. Aan mieren. Die grote vind ik oké. Die zie je aankomen en je ziet waar ze heen gaan, want ze hebben tenminste een plan. Maar die speldenknopachtige kleintjes, dát zijn etterbakken. Ga ik even tegen het aanrecht staan (daar hebben ze ook al een route), dan lopen ze schaamteloos mijn kleren binnen. Om gek van te worden. Alles uitkloppen en douchen, dat is het enige wat je eraan kunt doen. En toch ’s nachts wakker worden natuurlijk, omdat ze over je heen kruipen. Ze zijn er helemaal niet, ik dénk dat ze er zijn.

 

Het schrijven van dit stukje helpt niet echt om ze te vergeten. Sterker nog, ik krijg er enorme jeuk van. Ik ga douchen!

 

  

Wieke Biesheuvel is columnist bij Libelle, schrijft boeken, woont in Zambia en helpt de plaatselijke bevolking met medewerking van haar vriendinnen hier aan waterputten.