Het allersmerigste van kamperen

 

Als ik aan de kampeervakanties van vroeger met m’n ouders terugdenk, komt er, naast alle leuke herinneringen, ook altijd iets heel smerigs naar boven. Of ik nou wil of niet. Nog kan ik de vieze lucht zo in m’n neus hebben, terwijl het al zeker… nou… pak ‘m beet… zo’n vijftig jaar geleden is. Minstens dan.

 

Op een gegeven moment kwamen we alleen nog maar in Joegoslavië, toen hadden we er geen last meer van. Maar toen we, nog in het begin van onze kampeeravonturen, lekker naar de Moezel, Oostenrijk, Zwitserland, het Comomeer of weet ik waar naartoe gingen, was het na een paar dagen of weken altijd prijs. Getverdegetver.

 

Als het moment gekomen was dat er opgebroken moest worden liep alles gesmeerd. Eerst moesten we alles wat in onze bungalowtent stond netjes inpakken. En keurig naast de auto klaarzetten. Dan scheerlijnen en haringen eraf en eruit. Haringen schoonmaken. En alles netjes in de zakjes. Buitentent eraf en met beleid opvouwen. Tentstokken. En in diezelfde volgorde werd ook de binnentent opgeruimd. Dan lag er eigenlijk alleen nog het grondzeil. Dat vereiste wat meer werk. Keren en schoonmaken met water en een vegertje.

 

Elke keer als dat zeil opgetild moest worden zou ik het liefst keihard weggerend zijn. Getsie! Daar lag dan al een hele tijd dat gras te kiemen en vochtig te wezen en vooral ongelofelijk te stinken. En al die lucht kwam zomaar ineens vrij als je dat zeil optilde. Bah, bah, bah.

 

Er zat dus wat mij betreft qua kamperen later niets anders op dan nooit of te nimmer naar een gras-camping gaan, of zorgen dat je er binnen een dag weer weg bent. Ik rook die lucht eerlijk gezegd ook al, toen ik de tekening zat te maken die je hier helemaal bovenaan kunt zien. Nu maar hopen dat jij er geen last van hebt ;-)

 

 

  

Door Franska

Fotografie: Esmée Franken. Visagie: Charlotte van Gulik, Haar: Isabella Greuter