Anna Maria is 48, moeder van een dochter van vijftien en ze woont in de Randstad. Na twintig jaar strandde haar huwelijk. Op deze plek deelt ze wekelijks haar ervaringen. 

 

‘‘Nerveus?’ vraag ik haar. Of vraag ik dit aan mezelf? Mijn moeder ‘mag’ vandaag naar de mammapoli – alleen het woord al! – voor de uitslag. Ik heb haar ik weet niet hoe vaak gevraagd of ik mee zal gaan, maar ze heeft genoeg aan pappa zegt ze en ‘wat komt, komt toch’, of ik er nou bij ben of niet. Onderweg naar mijn werk en omdat dit het wachten misschien minder moeilijk maakt, besluit ik even te stoppen voor een koffietje op de hoek. Alsof er niemand meer is met een baan, zo druk. Alleen aan de leestafel zijn nog een paar stoelen. Ik heb mijn jas al uit als ik hem zie. De man die met oud en nieuw kwam koken, gewapend tot aan zijn tanden en tot en met zijn eigen messenset aan toe. De man die een kaartje door mijn brievenbus duwde vanwege Valentijnsdag en om indruk te maken. De man die mij en mijn dochter uitnodigde voor een diner ter ere van een wintersport waar we hopelijk ook op in zouden tekenen, wat we niet deden.

 

Hij kleurt vuurrood tot achter zijn oren als ik hem aankijk. En zo mogelijk nóg roder nadat ik op hem toe ben gelopen om hem – ‘hé, hoi, hoe is het met jou?’ – drie zoenen te geven. Onder een net een beetje te hard ‘heel goed’ en dat hij blij is om me eindelijk weer eens te zien, maakt hij de stoel naast hem vrij. ‘Cappuccino was het toch?’ En hij heeft ‘m al voor me besteld. En ja, hij komt hier af en toe. Als hij heel eerlijk is in de hoop me hier tegen het lijf te lopen omdat hij het best raar vond die laatste keer bij hem thuis met dat diner en dat hij niet wist of ik er überhaupt nog wel zin aan had om hem te zien. Zijn eerlijkheid raakt me. Ik pak hem eventjes bij zijn linker bovenarm. ‘Nou!’ zeg ik. Als in ‘lief’, ook al zeg ik dat er niet achteraan.

 

Of ik niet aan het werk moet, vraagt hij dan. Of was dit mijn vrije dag, want dan heeft hij het niet goed onthouden. Maar hij heeft het heus goed onthouden. Mijn vrije dag is morgen en vandaag is een beetje een rare dag omdat mijn moeder vorige week een knobbeltje… en ik vertel het hele verhaal en ook dat ik bang ben omdat knobbeltjes altijd foute boel zijn en het idee dat er iets met mijn moeder is… ik zou het er niet bij kunnen hebben.

 

‘Ach lieverd.’ Zijn ogen glinsteren als ik naar hem kijk. Ze zijn fletsblauw en ze glinsteren. Alsof hij bijna een beetje voor me moet huilen. Voor de tweede keer pak ik hem eventjes bij zijn linker bovenarm. ‘Lief!’ zeg ik. En ik meen het echt.’

 

Benieuwd naar hoe het begon? Lees het hier.