witte-wijn-tijd

 

Ik ben van het pure, ambachtelijke handwerk: uit de grond trekken, uitschudden, aanharken en straks uitrusten in de schaduw en hopen dat het snel half vijf is: witte-wijn-tijd.

 

Even een nieuwsflits over mijn e-bike: ik heb er eentje! Ik ben die Ka Uw Thee (deze uitdrukking heb ik gejat) berg achter ons huis fluitend opgestoven. Wel moet ik iets aan mijn conditie doen van Man. Die stijgt niet tot ongekende hoogte van elektrisch fietsen.

 

Waarvan wel? Van onkruid wieden, bukken, strekken, tillen, schoffelen en zakken vuil verplaatsen. Door het groeizame weer schiet het onkruid omhoog met snelheden waarvan ik denk: alsof die krengen verdorie ondergronds óók elektrisch fietsen! Je weet het niet hè? Er zijn dingen, zoals radiofrequenties, die je niet ziet maar die wel gewoon bestaan. Wie weet zitten er, onzichtbaar voor het menselijk oog, computertjes onder het onkruid, dat pijlsnel wordt opgestuwd. Ik weet het vrijwel zeker.

 

Eerst oude kleren aan. Nu had ik vorig jaar een leuk setje, waarin ik ook naar verjaardagen ging. Na de eerste tomatenvlek die er niet meer uit ging en een scheur in de broek werd de outfit gedegradeerd tot tuinkleding. Ik heb heel veel van die setjes. En bedroevend weinig meer voor verjaardagen, maar daar mogen we toch vrijwel niet heen. 

 

 

Voordat ik de tuin in kan, ga ik me verkleden. Dan gaat de telefoon. En gooi ik nog een was in de machine. Haal ik de droger leeg. En de vaatwasser. ‘Kom je nou nog?’ roept Man dan, die op een keukentrapje de beukenhaagpoortjes snoeit en daarbij mijn hulp verwacht. Kortom, het duurt altijd uren voor ik buiten echt aan de gang ga. Uitstelgedrag. Maar dan! Je begint aan een hoekje, en ziet dat het hoekje erachter ook een puinhoop is. Na twee uur ploeteren is nauwelijks te zien dat ik wat heb gedaan, maar heb ik wel twee kruiwagens vol onkruid. Terwijl ik dit zit te tikken, zie ik op het terrasje voor mijn raam allerlei groene dingen omhoogkomen, tussen de stenen door. Computertjes hè? Daar ga ik zo eerst heen. Maar onze koelkast is ook al een jaar niet ontdooid.

 

Kortom, de dag is bijna om. En wat zie ik, nu ik wéér uit het raam kijk? De Grote Onkruidverdelger met zijn spuitbus, vlakbij onze nieuwe fruitboompjes. ‘WEG!’ roep ik, ‘die mogen echt niet dood!’ Er hangen nota bene al appeltjes aan. Man mag van mij geen round-up meer gebruiken, een product van die maffiafirma, dus hij heeft een fles aangeschaft waarop staat dat het niet giftig is voor mens en dier. ‘Eco’ staat er ook nog op. Een dag later: de boompjes leven nog. Het onkruid tussen de stenen hangt er levensmoe bij. Hoe zou het met die computertjes onder de grond zijn? Allemaal gecrasht? Een goed gesprek met een op sterven na dode plant wil niet, dus ik kom er nooit meer achter. ‘Kom je nog helpen?’ vraagt Man net. Ons gevecht tegen het onkruid is nog lang niet afgelopen en omdat ik die spuitsels van hem wantrouw, zal ik wel moeten. Want ik ben van het pure, ambachtelijke handwerk: uit de grond trekken, uitschudden, aanharken en straks uitrusten in de schaduw en hopen dat het snel half vijf is: witte-wijn-tijd.

 

Door: Wieke Biesheuvel

Wieke Biesheuvel werkte en woonde zes jaar in Zambia, is nu voorgoed terug en probeert het Nederlandse leven weer onder de knie te krijgen. Waarbij ze beurtelings verbaasd, boos, dolgelukkig, verward of blij is.

Afbeelding van Wieke Biesheuvel