Anna Maria is 48, moeder van een dochter van vijftien en ze woont in de Randstad. Na twintig jaar strandt haar huwelijk. Op deze plek deelt ze wekelijks haar ervaringen.

 

‘Toeters en bellen en ook vlinders. Vlinders zeker ook. Heel veel zelfs. Zoveel dat ik me er een beetje ziek door ga voelen. Weer niet kunnen eten, niet kunnen slapen, maar nu niet uit wanhoop maar uit, ja uit wat eigenlijk? Hoop, euforie? Verlangen! Die zoen, die eerste zoen, staand aan de bar, hangend tegen zijn leren jack aan, hemeltjelief! Slappe knieën waren er niets bij. Ik zei rare dingen als ‘doe je dit vaker’ en ‘normaal doe ik dit nooit’ en toen begon ik als eerste te zoenen. Ik vroeg nog eerst of hij het nodig vond om ons leven door te nemen als in ‘wat doe je’ en ‘ben je al lang alleen of misschien niet eens’ maar die bal speelde hij handig terug met een ‘jij mag het zeggen’.

 

Maar ik zei niets. Dat was het ‘m nou juist. Dat ik er maar als een bakvis bijstond. Lamgeslagen door wat als een tsunami over me heen kwam en werd veroorzaakt door die ogen en die mond. Ik had het nog wel gehoord, dat hij zei dat we maar eens gezellig samen een boom op moesten zetten omdat hij me echt leuk vond. Maar ik was op dat moment nou eenmaal minder van de woorden, waardoor hij na nog een wijntje vroeg of het misschien een beter idee was als we naar buiten gingen omdat we dan vast wel op een puik plan zouden komen samen.

 

Ik kon het nog net opbrengen om naar mijn vriendinnen te gebaren dat er op mij niet meer te rekenen viel want ‘I’am out of here’ en toen stonden we buiten. ‘Mijn huis dan maar?’ vroeg hij. En hoewel ik dat ‘normaal nooit doe’-  waar geen woord van gelogen is – liet ik me mak als een lammetje meevoeren naar een vreemde wereld waar ik me meteen zo vreselijk senang voelde dat ik het liefst nooit meer weg was gegaan. Wat uiteindelijk natuurlijk wel moest omdat de oppas inmiddels ondanks driedubbel tarief naar huis wilde omdat ze zo ongeveer meteen door moest naar school.

 

Niets geen kater de volgende dag, niet moe, niet uitgewoond maar opgeladen alsof ik lichtgaf. ‘Wat is er in godsnaam met jou aan de hand?? Oooh mijn god!!!’ En toen, nog voordat het lunchtijd was, al die eerste onzekerheid over of hij zou doen wat hij me een paar uur daarvoor nog plechtig en zoenend had beloofd, dat hij me zou bellen. ‘Ik bel je, leukerd, want wat was dit leuk!’ Zeker voor iemand die dit normaal nooit doet vond hij me best wel gevat. Zou hij me bellen? Hij zou me toch zeker wel bellen? Ik bedoel: ik kon me toch onmogelijk vergist hebben? Daarvoor was er toch zeker veel te veel vuurwerk en toeters en bellen waardoor nu al die vlinders?’

 

Benieuwd naar hoe het begon? Lees het hier