Anna Maria is 47, moeder van een dochter van veertien en ze woont in de Randstad. Na twintig jaar strandt haar huwelijk. Op deze plek deelt ze wekelijks haar ervaringen.

 

‘Ik word wakker zonder besef van tijd en plaats en met een hoofd waarin helemaal niets omgaat of zit. Geen gedachtes, geen herinneringen: totaal verdwaasd en gekreukeld. Omdat ik heel lang onder zeil was, duurt ook het ontwaken heel lang. Een deel van de nacht dat het licht uitging, de hele volgende dag, de hele volgende nacht en een deel van dag twee sliep ik, zo hoor ik van mijn vriendin op de rand van mijn bed. ‘Het was even genoeg geweest,’ zegt ze. ‘Het putje liep over en dat was maar goed ook.’ Langzaam keren de oude balk en de stalen unit terug met in hun kielzog de aannemersmaffia, mijn bankrekening en de bal van onrust rond mijn middenrif.

 

‘Hoe moet dit?’ vraag ik mijn vriendin op de rand van het bed. Ze zegt dat er dus even niets moet omdat alles voor me is opgelost toen ik hier lag te winterslapen. Ik begrijp het niet en ik geloof het niet als ze het zegt. Dat mijn ex op zijn eigen ongelikte manier een hartig woordje met de aannemer heeft gesproken, een bedrag voor de stalen unit heeft gedoneerd – ‘en waag het niet daar moeilijk over te doen want het werd verdomme tijd dat die lul zich weer eens van zijn betere kant liet zien!’ – en dat er inmiddels alweer zoveel werk is verricht in ‘daar waar je over drie weken gewoon intrekt’, dat ik het waarschijnlijk niet eens meer herken.

 

Als ik overeind kom duizelt het me. Ik zeg dat ik verrek van de honger en de dorst en daar wordt voor gezorgd zegt zij die de rand mijn bed subiet verlaat. ‘Liggen blijven, jij!’ en even later ruik ik geroosterd brood en koffie en hoor ik haar beneden bellen. Ik hoef niet te raden met wie want ik hoor het aan de toon van haar stem: kort en bondig, niet nodig om al te aardig te zijn want dat ze hem informeert is al aardig genoeg.

 

Na heel veel toast met boter en kaas en heel veel zwarte koffie strompel in naar de badkamer. Hoewel ze heel goed weet dat dit geen zin heeft, zegt ze toch dat ik me gedeisd moet houden, de rest van de dag. Even later biedt ze aan om samen even te gaan kijken ‘daar waar ik over drie weken gewoon intrek’. Het klopt wat ze zei, dat ik het waarschijnlijk niet meer zou herkennen, want het puin is met nog eens ongeveer een halve meter gegroeid. Ik kijk ernaar en tel de mannen die deze klerezooi op hun geweten hebben. Het zijn er zeven en alle zeven werken ze zich in het zweet om deze klerezooi weer net zo hard op te ruimen als ze hem hadden gemaakt en alle zeven lachen ze me toe. 

 

Ik kijk naar de stalen unit en bedank de mannen. Dan stuur ik een bericht naar mijn ex: ‘Dankjewel, heel lief!’ Even later stuurt hij terug dat dit wel het minste was.’

 

Benieuwd naar hoe het begon? Lees het hier.