‘Is er een reden om me te voelen alsof ik een beetje vreemdga? Of is het alleen de schroom van de eerste keer?’

 

 

Anna Maria is 47, moeder van een dochter van veertien en ze woont in de Randstad. Na twintig jaar strandt haar huwelijk. Op deze plek deelt ze wekelijks haar ervaringen.

 

‘Hoe lang is het geleden dat ik zo diep en vredig sliep? Ik hoef mijn ogen niet eens open te doen om terug te keren op deze aarde. Mijn hand niet eens uit te strekken om zeker te weten dat hij er is. Ik ruik zijn zalige zoete geur en hoor zijn adem op en neer gaan. Heel stil en heel regelmatig. Hoe lang is het geleden dat ik me zo gelukkig voelde? Ik rol op mijn zij. Houd mijn ogen nog even dicht zodat ik beter kan ruiken. Mijn maag tuimelt en mijn hart maakt weer een doldwaas sprongetje. Hij slaapt. Met zijn prachtige bruine ogen verstopt achter zijn oogleden met de lange wimpers. Ik strek mijn wijsvinger uit naar zijn lippen, maar bedenk me. Nog even alleen maar dit. De stilte, de vrede, het geluk, de blijdschap.

 

Ik kijk naar de boekenkast, het schilderij aan de muur boven de schoorsteen en de grillige patronen in de gordijnen waar al licht doorheen schijnt. Mocht het wel hier gebeuren? In deze kamer met al die herinneringen? Is er een reden om me te voelen alsof ik een beetje vreemdga? Of is het alleen de schroom van de eerste keer? En dat die vorige eerste keer zo lang geleden was dat ik niet meer zo goed weet hoe dat moet? Hij beweegt traag. Even later voel ik zijn voet tegen mijn been, zijn arm die zich uitstrekt naar mijn hoofd en licht mijn wang raakt. Als hij zijn ogen opendoet voel ik geen enkele schroom meer, zijn alle bedenkingen weg en heeft deze slaapkamer alle herinneringen aan wat was laten varen.

 

Samen onder de douche, samen aan de koffie en samen praten. Want er valt zoveel te praten. Een heel leven moet er worden bijgepraat. Hij loopt door het huis. Neemt het in zich op. Kijkt naar foto’s en haalt de poes aan die ligt te soezen in de serre. Dit is mijn leven waarmee hij kennis maakt. Ik vraag hem naar het zijne. Naar waar hij woont en hoe hij woont. Hij komt achter me staan terwijl ik nog eens koffiezet. Met zijn armen om mijn middel en zijn hoofd in mijn nek. Kijkt toe terwijl ik eieren bak – met de dooiers stuk omdat we dat allebei liever hebben. Ik voel mijn wangen gloeien. Vooral omdat ik me zo vreselijk verliefd voel dat mijn hoofd ervan tuimelt.

 

Hij zegt dat hij vaak aan me gedacht heeft sinds we elkaar voor het eerst zagen. Dat hij op het biljart op me heeft zitten wachten en dat hij de hoop al bijna had opgegeven. Ik zeg dat er in mijn leven even geen ruimte over was. Dat ik mijn handen bomvol had aan alles wat er is voorgevallen. Hij vraagt of er nu wel een plekje over is, voor hem – en hij kriebelt met zijn kin in mijn nek. Ik zeg van ‘ja’. Ik zeg het vol overtuiging omdat ik wil dat het zo is. Al weet ik, ergens héél diep vanbinnen, dat het eigenlijk nog te vroeg is om dat te weten.’

 

 

Benieuwd naar hoe het begon? Lees het hier