‘Mijn hart maak een sprongetje als er wordt aangebeld. Zou hij toch? Hij is inderdaad omgekeerd, teruggekomen, heeft aangebeld en komt nu de trap op, naar boven, naar mij. ‘Sorry,’ zegt hij weer.

 

 

‘Sorry, maar dit is nog niet af zo.’ Ik zeg dat het zeker nog niet af is en steek mijn hand naar hem uit die hij straal negeert. Hij zegt dat hij boos is. Witheet, zegt hij dat hij zelfs is. En als om me te verbieden om ook maar één woord te zeggen, heft hij zijn hand naar me op met een heftigheid die ik nooit in hem vermoed heb. 

 

Dat ik zo onnozel ben geweest, zegt hij, om me nóg een keer voor het karretje van mijn ex te laten spannen, dat moet ik lekker zelf weten. Het enige wat hij voor me hoopt is dat ik er in ieder geval nog een heel klein beetje van genoten heb, van die sekspartij. Maar dat ik hem al een paar weken loop lastig te vallen met kritische vragen over hoe hij met zijn ex omgaat en met zijn kinderen, dat vindt hij opeens totaal – hij maakt het gebaar tot hier en niet verder door zijn hand van links naar rechts vlak langs zijn hals te halen – totaal onverteerbaar. 

 

‘Je hebt blijkbaar geen idee hoeveel impact het op me had. Je vragen over hoe het toch komt dat mijn ex het volgens jou voor het zeggen heeft en dat ik me maar een beetje laat ringeloren – want dat is wat je bedoelt toch, dat ik me als een lulletje laat ringeloren? – door haar en de jongens.’ Ik wil zeggen dat hij het nu wel heel scherp neerzet, maar ik krijg de kans niet. ‘Nee!’ zegt hij alleen maar. ‘Nee! Nu ik even, snap je? Jij bent even genoeg aan zet geweest.’ En dan raast hij verder. Over dat hij ongeveer op het punt stond om in therapie te gaan, zo ontzettend heeft hij zich mijn commentaar aangetrokken. Terwijl, waar het alleen maar om gaat, wil ik dat weten? Hoewel ik weet dat het niet als vraag is bedoeld, knik ik toch. ‘Waar het fucking alleen maar om gaat, is dat ik soms hartstikke bang ben om mijn kinderen kwijt te raken. De band die ze met hun moeder hebben was altijd al anders, hechter, intenser, dan de band met mij. Op de een of andere manier is het altijd net geweest alsof ik ze net niet kan bereiken. Ik doe mijn best en soms kom ik een klein stukje naderbij. Maar het ontglipt me telkens.’

 

Ik sta te huilen zonder geluid. Dikke tranen van medeleven, medelijden en van spijt. Ik steek mij hand weer naar hem uit, maar hij draait zich van me af en zet koers naar de deur. Ik roep dat hij moet wachten, niet moet gaan, dat we moeten praten, dat het nog niet te laat is. Hij draait zich naar me om. Zijn blik zo kil dat ik hem amper herken. ‘Praten?’ zegt hij. ‘Je meent het!’ Zijn voetstappen denderen de trap af naar beneden. Harder en sneller dan ik ooit voor mogelijk zou houden.’

 

Anna Maria is 49, moeder van een dochter van zestien en ze woont in de Randstad. Na twintig jaar strandde haar huwelijk. Op deze plek deelt ze wekelijks haar ervaringen – ook nu het daten weer begonnen is.

 

Benieuwd naar hoe het begon? Lees het hier.