‘‘We kunnen óf dronken worden óf nu weggaan’, zegt hij. Twinkelen zijn ogen nou echt of zie ik mijn spiegelbeeld?

 

 

‘Is het niet ongepast om starnakel van een crematie terug te komen?’ vraagt zijn zus. ‘Ik heb vandaag toevallig wel mijn ex naar gene zijde uitgezwaaid.’ Ze moet lachen. Verontschuldigt zich eerst en zegt dan dat het haar helemaal niet spijt dat ze lacht waarna haar lachen onbedaarlijker wordt. Wij moeten ook lachen. Hij lacht zijn tanden bloot en ik denk hoe fijn het is dat hij zo’n mooi gebit heeft. Mijn lach is vrolijk en gemeend. Uitgelaten bijna omdat ik weet dat dit de eerste dag van de rest van mijn leven is en dat mij nog heel veel goeie jaren bomvol liefde wachten. Dat wist ik toen ik hem aan zag komen lopen zonet en ik weet dat hij het ook weet en zijn zus ook.

 

Hij staat op. ‘Drie glazen of meteen een fles doen?’ Rare vraag, volgens zijn zus. En dan stilletjes naar mij: ‘De liefde is er om gevierd te worden!’ Natuurlijk weet ze het. Je moet wel stekeblind zijn om dit niet gezien te hebben. ‘Ik wist dat je zijn type bent,’ zegt ze. ‘Als deze hele poppenkast van vandaag er niet tussendoor was gekomen had ik zelf een moment gekozen om jullie te koppelen. Maar zoals dat vandaag zomaar gebeurde! Zeg nou zelf?’ Maar voordat ik zelf iets kan zeggen komt hij er alweer aanwandelen. Niet uitgesproken knap, geen boom van een vent, geen snelle jongen. Een man met een mooi gebit en sprekende ogen van de kleur is-het-nou-grijs-of-groen. Ogen die geruststellen, welkom heten en zeggen dat ik thuis ben. Dat weet ik omdat ik me niet leuker voor zit te doen dan ik ben, me niet afvraag hoe mijn haar zit en geen slimme opmerkingen probeer te maken.

 

Hoe lang ik al gescheiden ben, vraagt hij. Niet óf maar hoe lang. En ik zeg dat het op de kop af twee jaar geleden is dat mijn ex het huis verliet en dat de scheiding een half jaar later geregeld was. Dat ik eerst dacht dat ik dood zou gaan van verdriet maar dat ik daarna ook wel weer genoeg ben los- en doorgeslagen om ergens in het midden uit te komen en dat dat midden betekent dat ik niet alleen níet meer naar hem terugverlang maar er echt vrede mee heb. En dat de enige fase die ik nog te gaan heb is, dat ik blij word omdat ik hij me verliet omdat het leven daarna, uiteindelijk, alleen maar beter werd. En leuker.

 

‘Als je dat maar weet!’ zegt zijn zus. En hij zegt dat dat heel openhartig van me was en dat hij daarvan houdt.’

 

Anna Maria is 49, moeder van een dochter van zestien en ze woont in de Randstad. Na twintig jaar strandde haar huwelijk. Op deze plek deelt ze wekelijks haar ervaringen – ook nu het daten weer begonnen is.

 

Benieuwd naar hoe het begon? Lees het hier