‘Daar zit ik dan, met m’n biertje voor de AH’

 

Ooit zagen we het helemaal voor ons: huis, man, kinderen. Een leuke baan. Geen overdreven wensen, maar het was een zonnig plaatje. Toen kwam het echte leven…

 

 

Sonja (63): ‘Een jaar of vijf geleden raakte ik mijn baan kwijt. Zomaar. Ineens. Bijna vijfentwintig jaar werkte ik als receptioniste bij een schoonmaakbedrijf. Zeker geen topbaan, maar ik was er al die tijd gewoon tevreden mee. Had het er naar mijn zin. Gezellige collega’s en altijd gein maken en lekker flirten met de schoonmakers als ze op kantoor kwamen. Ik had mijn flatje, kon met vakantie, nieuwe kleren kopen als ik daar zin in had, meer verlangde ik niet van het leven. Dacht ik.

 

Net twintig was ik toen ik trouwde. Bij mijn ouders was het nooit gezellig, dus ik wilde thuis weg. En wel zo snel mogelijk. Daar had ik al vrijwel meteen spijt van. Henny was zo’n mooie en charmante jongen met wie iedereen altijd wegliep, maar thuis was hij niet te harden. Altijd uit z’n humeur, wat ik ook deed, hij snauwde me af. Alleen slaan durfde hij niet. Achteraf gezien was het maar goed dat hij onvruchtbaar was, anders had ik nu nog met hem opgescheept gezeten, als vader van mijn kinderen. Tien jaar hield ik het vol, geen idee waarom dat zo lang duurde, maar toen was ik het ook zo spuugzat dat ik weggelopen ben. Meteen alles voor mezelf geregeld, andere stad, baan gevonden, geen cent wilde ik van hem hebben, ik wilde nooit meer iets met hem te maken hebben. Dat is gelukt.

 

Nou, daar ging ik, leve de lol! Best lekker ding van begin dertig. Ik ging ieder weekend flink uit met mijn collega’s en vriendinnen. Veel drank natuurlijk, en ook veel onenightstands, ik kon er niet mee zitten. Voor kerels die meer van me wilden was ik allergisch, aan mijn lijf geen polonaise. Het is er nooit meer van gekomen. Nu zie ik dat ik zeker mooie kansen heb laten lopen, met hartstikke lieve mannen. Mijn leven lijkt voorbij gevlogen. Vanbinnen voel ik me nog steeds een mooie meid maar in de spiegel zie ik een verlopen kop, alcohol en sigaretten hebben hun sporen nagelaten.

 

Ik zorg wel dat mijn haar goed zit, om er nog iets van te maken
 

Veel plezier en contacten vielen weg toen ik mijn baan kwijtraakte. In het begin vroegen ze me nog wel mee, maar het verwaterde snel. Mijn vriendinnen van vroeger hebben al jaren een man en hangen niet meer avonden in de kroeg. Ik wel, anders zit ik maar binnen en spreek ik dagenlang geen mens. Een nieuwe baan zie ik niet meer zitten. Van de drank begin ik wel steeds meer last te krijgen, eigenlijk heb ik permanent een kater. Misselijk, trillen, slecht slapen, als ik wakker word voel ik me hondsberoerd. Daarom drink ik ’s ochtends een halve liter bier in plaats van koffie, dan heb ik er minder last van. Op het bankje voor de Albert Heijn. Tussen de daklozen en alcoholisten, ik besef heus wel dat ik daar niet zou moeten zitten, dat ik aan het afglijden ben en hulp nodig heb, maar ik kan het niet opbrengen om er iets aan te doen. Ik zorg er nog wel voor dat mijn haar goed zit en ik doe make-up op, om er nog iets van te maken. Laatst liep er een oude vriendin langs, ik zwaaide, maar ze keek snel de andere kant op. Dat deed pijn, ik schaamde me, toch begrijp ik haar wel. Ik zou ook geen vriendinnen meer met mezelf willen zijn.’