Daar gaat ze

 

Ik zit onder de spetters tomatensaus.

 

 

En nee, het is geen avondspits waarbij drie hongerige meisjes om me heen schreeuwen om een bord pasta. Het is tien uur ‘s ochtends en omdat ik me geen raad weet met mezelf en met de tijd, besluit ik die berg cherrytomaatjes die in de ijskast liggen in te zetten voor een perfecte saus.

 

Flo is weg. Zonder mij. Ik heb misschien een plek (een geweldige plek, het paradijs) gevonden waar ze af en toe naartoe kan en na een rondleiding met mij samen gaat ze er nu proefdraaien. Zonder mij dus. Een oude juf is met haar mee zodat niet alles onbekend is, maar ik, ik moest thuisblijven.

 

Natuurlijk zou ik die twee uurtjes zonder Flo kunnen benutten. Een lange wandeling maken met Monti, misschien even stiekem shoppen of een dutje doen op de bank. Maar dat kan ik niet. Ik moet bewegen. En iets nuttigs doen. Het liefst voor Flo. Nadat ik drie lakens heb gestreken, hakte ik me door de berg tomaatjes, roerde ik tot de saus een zacht moesje was, wapperde ik er een klein beetje suiker door (geleerd van onze overbuurman in Italië) en deed ik alles in de blender. En nu heb ik de deksel er dus te snel van afgetrokken en zit ik onder de rode vlekjes. Een beetje rustig word ik pas als ik een foto in de app zie van haar vorige juf. En daarna een van de mevrouw van de boerderij. Ik zoem in en vergroot uit. Hoe kijkt ze? Is dat een blije blik? Of een boze? Is ze verdrietig? Als ik ‘een beetje wennen, maar het gaat super’ lees, stoot ik mijn adem uit. ‘Niet zo zuchten, mama’, zou Flo zeggen als ze bij me was.

 

Weer een appje. Ze zijn op weg naar huis. Ik dwarrel bij de voordeur. Veeg ons stoepje aan, verschuif een tuinmeubel, maak een klein praatje met de overbuurvrouw, maar niet te lang want als Flo komt, wil ik volledige focus voor haar.

 

Als ik, het is fris tenslotte, toch maar weer naar binnen ga, hoor ik de bel: ons meisje. Dat het leuk was op de boerderij, zegt ze als ze haar Uggs en wollige jas onder de kapstok zwiert. Verder vraag ik maar niet. Zodra ze voelt dat ik te veel van haar wil, kan ze zomaar het kontje tegen het kribje gooien. Haar snuffelen mag ik wel. Ik ruik koetjes, ezels, paarden en een dag buitenlucht. De vrouw van de boerderij en ik appen heen en weer en spreken af morgen te bellen. Dan hoor ik hoe zij het heeft gevonden. Dat hobbelende hart van mij, dat is voorlopig nog niet rustig.

 

Wordt vervolgd.

Door: May-Britt Mobach

Afbeelding van May-Britt Mobach