Coco werd op haar zevende gedumpt in het Burgerweeshuis

 

‘Die dag werd ik uitgeleverd aan de nonnen.’

 

 

‘Mijn vader heb ik nooit gekend en mijn moeder overleed toen ik zeven was aan de ‘pleuris’ zoals dat toen heette. Ze had na mij nog een dochter gekregen met een andere man, mijn ‘ome’ Japie, maar die had geen zin in mij toen mijn moeder overleed. Veel te ingewikkeld met die ‘bastaard’ er nog bij want hij had z’n handen al meer dan vol aan ‘die van z’n eigen’. Door mijn ome Japie belandde ik op een ellendige decemberdag ergens midden jaren vijftig in het Burgerweeshuis dat toen nog midden in de stad stond. Op de dag dat mijn moeder overleed dacht ik dat ik nooit meer zo ongelukkig zou kunnen zijn als op dat moment, maar dat kon dus wel en dat gebeurde ook, amper een maand na haar overlijden op de dag dat ik werd uitgeleverd aan de nonnen van het Burgerweeshuis.

 

De meeste mensen vermoeden nu een verhaal over misbruik, maar dat is niet míjn verhaal. Ik denk dat ik te sterk was om je als non aan te vergrijpen. Die pakten liever de weerloze meisjes, want die leden tenminste in stilte.

 

Mijn verhaal gaat over verwaarlozing, over eenzaam zijn en over afzien. Ik was nog geen uur binnen of mijn lange vlechten werden afgeknipt – vanwege de luizen zogenaamd. Rats de schaar erin en daar zat ik dan met mijn ‘rattenkopje’, want dat had ik verdiend. Tien jaar heb ik in dat weeshuis gewoond. Vijf jaar op die locatie in de stad – een gevangenis zou vast minder erg geweest zijn. Vijf jaar van elke dag afwachten of ik genoeg te eten kreeg, niet weten hoe vaak en hoe erg ik op mijn donder kreeg. Vijf jaar van hopen dat er ooit nog iemand een woord tegen me zou spreken. Na vijf jaar verhuisde het weeshuis naar de rand van de stad. Dat gebouw was wat aangenamer en na verloop van tijd kwamen er ook gewone burgervrouwen om voor ons te zorgen. Over één van hen, mevrouw Stroethoff, wil ik het hebben.

 

Mevrouw Stroethoff was namelijk de eerste die tegen me sprak, de eerste die vragen stelde, de eerste die glimlachte en de eerste die, als niemand het zag, soms even over mijn ‘rattenkopje’ streelde. Je zou denken dat mevrouw Stroethoff me enorm gelukkig maakte en op een bepaalde manier klopt dat ook. Maar voordat ze me gelukkig maakte, maakte ze me eerst ongelukkig en onrustig. Want door haar wist ik opeens het verschil en wat ik allemaal had moeten missen, en sinds mevrouw Stroethoff had ik weer iets te verliezen in mijn leven terwijl ik dat eerst helemaal niet had gehad.

 

Wat ze voor me betekende ging ik pas écht zien toen ik zelf eenmaal kinderen had. Zij was na mijn moeder namelijk de enige die me een heel klein beetje een voorbeeld had gegeven van hoe je om een kind kunt geven, dus hoe het ook kan. Toen mijn jongste werd geboren, ben ik naar haar op zoek gegaan, maar het was domweg te laat. Ze was al een paar jaar dood en dat zal me altijd spijten.’

 

 

Coco’s naam is vanwege privacy gefingeerd. Haar echte naam is bekend bij de redactie.