‘De dood komt nooit alleen, zei mijn oma al altijd. En ook dat de één de ander meeneemt onderweg naar hem toe.

 

 

Daags na het bezoek van mijn doodzieke zwager – en mijn voornemen om het leven vanaf nu te nemen zoals het komt – belt vriendin C. Haar stem is zo mat dat er alleen maar slecht nieuws kan volgen en dat volgt er ook. Haar vader is overleden. Zomaar, plotseling, zonder ziekbed vooraf, zonder afscheid en zonder inleiding hield zijn hart ermee op en blies hij zijn laatste adem uit, nog voordat zijn vrouw 112 had kunnen bellen. C. was de eerste van ons die haar moeder verloor – nog veel te jong om haar moeder te kunnen missen want destijds nog maar amper bekomen van haar puberteit – en nu de eerste wees van ons vriendinnenclubje. Broers of zussen waren ook al niet voor haar weggelegd en haar stiefmoeder niet echt een verhaal om vrolijk van te worden.

 

Mijn tranen komen eerder dan die van haar. Alsof ze bedoeld waren om de matheid uit haar stem te spoelen. Ik vraag of ik haar op moet halen, naar haar toe moet komen, een taxi moet bellen, de anderen moet mobiliseren. Ik gok dat ze ging zeggen dat ze het fijn zou vinden als we zouden komen, maar haar stem brak halverwege de zin. ‘Fijn als we komen, nu meteen, allemaal?’ vraag ik. ‘Ja.’ Het is een ja. Terwijl ik begin te tikken op onze vriendinnenapp, ren ik met twee treden tegelijk naar boven, naar mijn dochter, om haar te zeggen wat ik ga doen en waarom. ‘Gaat het?’ vraagt ze. Ik zeg dat het gaat en hoeveel ik van haar hou en of ze het wel redt vanavond zonder mij maar dat ik te bereiken ben. Ze roept me nog na dat ze bijna zeventien is – alsof ik dat zou vergeten. En dat ik voorzichtig moet doen op de fiets omdat ik niet kan fietsen volgens haar – waar wat in zit.

 

Ik ben de eerste die zich bij C. meldt. Ik wil haar vasthouden en tegen me aandrukken, troosten en sussen. Maar ze begint te vertellen. Moet vertellen omdat ze het kwijt moet. Haar stiefmoeder die belde dat hij er niet meer was. Zomaar omgevallen en weg was ie. ‘Alsof ze het hem nog kwalijk neemt ook, die stomme koe.’ Dat haar vader verbaasd had geleken, ondanks dat de dood hem al zo snel in zijn greep had gekregen dat hij al niet eens meer op haar vader had geleken. ‘Maar echt. Hij was verbaasd. Hij was door dat stomme infarct overvallen. Erdoor gefopt. Kip ik heb je en ik laat je lekker nooit meer los, nooit meer gaan.’ En dat zij, die stomme koe, daar een theater van heb ik jou daar had staan opvoeren, waardoor alle aandacht zoals altijd helemaal alleen voor haar was geweest. Alsof zij de enige was die er recht op had. ‘Alsof ik niet na mijn moeder nu ook mijn vader moet missen!’

 

‘Het leven nemen zoals het komt.’ Het is nog niet eens een etmaal geleden dat dat me nog best eenvoudig voorkwam. En dan te bedenken dat het leven soms zulk bizarre afslagen neemt.’

 

Anna Maria is 49, moeder van een dochter van zestien en ze woont in de Randstad. Na twintig jaar strandde haar huwelijk. Op deze plek deelt ze wekelijks haar ervaringen – ook nu het daten weer begonnen is.

 

Benieuwd naar hoe het begon? Lees het hier.