‘We omhelzen elkaar heel lang en heel stevig en terwijl ik in zijn nek sta te snotteren, snottert hij bij mij terug. Zeg me dat dit geen afscheid voor altijd is.

 

 

‘Zeg me dat ik je nog een keer kan zien en spreken want dat hebben we veel te weinig gedaan tot nu toe.’ Hij belooft het zelfs, die lieve doodzieke zwager van me. En ook dat hij zijn telefoon vanaf nu zal checken. Voicemail kan hij niet beloven, maar gemiste oproepen wel. ‘Ik bel je terug.’ En dan draait hij zich om en begint hij aan de afdaling naar beneden. Met zijn rechterhand stevig rond de trapleuning geklemd en zijn linkerhand rond het hengsel van zijn laptoptas. Als de voordeur dicht gaat – zachtjes en behoedzaam – loop ik naar de straatkant om hem na te kijken. Een man met een licht gebogen rug, ouder lijkend dan de nog geen zestig die hij is, onderweg naar de dood en naar de vrouw met wie hij ooit trouwde omdat dat toen comfortabel leek, terwijl hij in werkelijkheid met z’n moeder trouwde, zoals hij dat zojuist zei.

 

Ik denk aan zijn vrouw met wie ik nooit een erg warme band had omdat die niet in staat of bereid is tot warme verbintenissen. De vrouw die haar hele huwelijksleven alles in het werk stelde om haar man voor zichzelf te hebben en die straks met lege handen blijft zitten. Geen man, geen kinderen, geen liefde, geen warmte. De vrouw die bedroevend weinig van haar leven heeft gemaakt omdat ze niet haar eigen leven leidde maar dat van haar man. Die niet zichzelf was maar haar man, of eigenlijk een schim van hem. Ze klampte zich krampachtig vast aan een illusie, maar zelfs die wordt haar niet gegund.

 

Ik denk aan mijn zwager die niet de guts had om voor de hoofdprijs te gaan in de liefde en waarvoor het nu te laat is waardoor hij net zo goed met lege handen afscheid moet nemen van zijn leven. En ik vraag me af of karma bestaat. Want in dat geval zien we mijn zwager nog een keer terug in een ander leven. Een leven dat dan vast in het teken van de liefde staat waardoor hij helemaal aan het einde van zijn reis toch nog van liefde vervuld wordt.

 

Ik denk aan wat hij tegen me zei. Dat één en één drie moet zijn en dat ik nooit genoegen mag nemen met minder. Ik denk aan mijn lief en weet nu nog minder dan gisteren of het wel echt mijn lief is – of kan worden – als hij mij moet verdienen, zoals mijn zwager zei. Ik loop naar de spiegel in het gangetje. De veel te grote spiegel die veel kleiner leek en beter paste in de gang met marmer waar hij hiervoor stond. Ik kijk mezelf in de ogen. Heel diep en heel lang. En dan beloof ik mezelf om het leven te leven zoals het komt.’

 

Anna Maria is 49, moeder van een dochter van zestien en ze woont in de Randstad. Na twintig jaar strandde haar huwelijk. Op deze plek deelt ze wekelijks haar ervaringen – ook nu het daten weer begonnen is.

 

Benieuwd naar hoe het begon? Lees het hier.