‘Zijn mobieltje is al een paar keer overgegaan en ik hoor het ene na het andere appje binnenkomen. Moet hij niet kijken waar er brand is, vraag ik mijn ex-zwager.’

 

 

We zitten inmiddels al meer dan twee uur te bomen aan mijn tafel en dat is langer dan we ooit eerder met elkaar gesproken hebben. ‘Kut, dat je doodgaat.’ Hij zegt dat ik dat al een paar keer eerder zei. We lachen allebei. Hij staat op en vraagt waar de wc is. Als hij terugkomt vist hij zijn mobieltje uit zijn kontzak. Precies wat hij dacht, zegt hij. ‘Controle.’ Ik neem aan dat hij zijn vrouw bedoelt en dat doet hij.

 

‘Moet je d’r niet even terugbellen?’ Dat zou hij kunnen doen, maar misschien doet hij dat ook pas straks, in de auto, als hij onderweg naar huis gaat. Want dit doet hem goed, zegt hij. ‘Je hart luchten. Ik snap geloof ik nu pas wat daarmee wordt bedoeld, want het voelt hier – en hij legt zijn vuist op zijn borstkas en klopt er een keer op – lichter nu ik gelucht heb.’ Hij vindt het fijn en ook totaal onverwacht dat ik ‘of all people’ degene ben die hem de biecht afneemt nu het nog kan.

 

‘Moet ik je nog wijn aanbieden?’ Hij vraagt waarom niet. ‘Omdat je nog moet rijden?’ Hij zegt dat ik me daarover maar geen zorgen moet maken. Als ik bij het aanrecht sta hoor ik hem achter me op zijn telefoon tikken en als ik weer kom zitten zegt hij alleen maar ‘ziezo’ en dan dat we gerust nog even kunnen kletsen als ik dat goed vind.

 

Zijn zoon, zeg ik. Daarover vroeg ik me nog iets af. Of hij zijn zoon al gezien en gesproken heeft? Of hij al tegen hem gezegd heeft wat hij net tegen mij zei? Dat hij hem wel heel makkelijk aan zijn lot heeft overgelaten en dat hij zich met een jantje-van-leiden van zijn vaderrol heeft afgemaakt. ‘Enig idee wat dat met hem gedaan heeft?’ vraag ik. Wordt hij emotioneel of vergis ik me? Hij slikt en nog eens en zegt dan dat zijn afwezigheid gaten heeft geslagen in zijn jongen. ‘Gaten die nooit meer helemaal zullen helen. Hij voelt zich afgedankt en dat is eigenlijk ook precies wat ik met hem deed. Hij verwijt me dat ik me nooit heb afgevraagd hoe het met hem ging. Eerlijk gezegd deed ik dat ook nauwelijks, want als ik dat deed zou het binnenkomen, zou hij binnenkomen en dat wilde ik koste wat kost vermijden. Hij verwijt me dat zij – hij bedoelt zijn vrouw – altijd maar de boot afhield als hij haar aan de telefoon kreeg – “je vader is druk, je vader is aan het werk” – en dat ik een lamlul ben dat ik dat liet gebeuren. Hij heeft hartstikke gelijk. Wat kan ik daar nou tegenin brengen?’

 

‘Tegen dat je een lamlul bent?’’

Anna Maria is 49, moeder van een dochter van zestien en ze woont in de Randstad. Na twintig jaar strandde haar huwelijk. Op deze plek deelt ze wekelijks haar ervaringen – ook nu het daten weer begonnen is.

 

Benieuwd naar hoe het begon? Lees het hier.