Zwembad­perikelen

 

In een vorig leven was Wieke een varken. denkt ze.

 

In het schuurtje bij het zwembad vinden we een smerig opblaasbad, een gore opblaashaai en een vieze opblaasstoel. Even over dat zwembad, want ik besef dat dit decadent klinkt: toen we dit huis kochten, was er een zwembad bij. Zaten we niet op te wachten, maar dichtgooien is ook zowat. Al wensen we vaak dat we dat wel hadden gedaan toen het nog kon. Het is een hele wetenschap om het water schoon te houden en wanneer zwem je er nou helemaal in? Wij niet, de afgelopen zeven jaar. Het is een ouderwets bad, in de jaren zestig uitgegraven en door man opgeknapt toen we hier kwamen wonen. 

 

 

We gingen naar Zambia en op het dekzeil van het bad ontstond een complete jungle. Bomen, bloemen, kikkers, een dikke laag bladeren. Die onmogelijke betonnen bak is nu weer schoon. Een helse klus, honderden emmers bagger hebben we eruit gehaald. Nu is het schuurtje aan de beurt.  Die opblaasstoel is te leuk om weg te doen. Leuk voor de kleinkinderen. Het opblaasbad. Ook heel  leuk voor de kleinkinderen. Evenals de haai. Leuker dan leuk  voor… etc. Om de boel goed te soppen, moet ik alles eerst opblazen. Straks zijn die dingen lek, en ik ben tegen spullen soppen voor de kat z’n viool. Nergens een opblaaspomp te vinden. Dan maar met mijn eigen mond. Die is groot genoeg, zo vindt man het geestig om op te merken.

 

 

De opblaasstoel

Opblaasbad niet lek

Een heel gelukkig varken,
bij Benson (in Zambia) thuis

 

Ik installeer me op een stoel en neem het badje in de mond. Het is dat ik zit, want ik word er duizelig van, maar een uur later is alles opgeblazen. En op dat moment komt man met een pomp aanzetten. Bleken we die toch te hebben. Nu volgt het schoonmaken. Met de tuinslang erbij, een schuurspons en groene zeep. De opgeblazen attributen worden schoon en ik word kletsnat en vies. Zo vies, dat het ook weer leuk is. Het zwembad ontbaggeren vond ik stoer. Ik snap die varkens wel, hartstikke lekker om intens vuil te worden. Er ontstaat ineens een oergevoel in mij. Misschien ben ik in een vorig leven een varken geweest. Hopelijk in Zambia en niet in Nederland. ‘Het is nu je beloning dat je als mens mocht terugkomen,’ denkt man, die op zich weleens met me meedenkt als ik een zweefteefbui heb. Hoe het ook zij, de boel is schoon, al stelt man voor de modder weer terug te gooien in het grote bad nu ik denk dat ik iets gemeen heb met varkens. De haai is lek. Ik ga géén nieuwe haai kopen. Wel douchen en hopen dat buiten de wijn klaar staat.

 

Ze kunnen komen, de kleinkinderen. Twee hebben zwemdiploma’s, de andere twee nog niet. En waar je dan achter komt, na veertig jaar huwelijk: man heeft geen zwemdiploma! Gewoon niet. NIET! Mijn schoonmoeder geloofde het wel, bij haar vijfde kind. ‘Zou je nee hebben gezegd bij het altaar, als je dat had geweten?’ vraagt man. Absoluut. Geen zwemdiploma. Tssss.   

 

Door Wieke Biesheuvel

 

Wieke Biesheuvel werkte en woonde zes jaar in Zambia, is nu voorgoed terug en probeert het Nederlandse leven weer onder de knie te krijgen. Waarbij ze beurtelings verbaasd, boos, dolgelukkig, verward of blij is.

 
witte-balk-met-bol-wieke