Wieke krijgt eindelijk een Sjors in de familie

 

Eindelijk, vijfentwintig jaar na een jammerlijk gemiste kans, is het dan toch gelukt: wij hebben een Sjors in de familie. Even een flashback, zoals jullie weten ben ik daar dol op. Daar gaat ie:

 

Vijfentwintig jaar geleden dus, op een kille, regenachtige en saaie zondagmiddag, kwam er een jongeling aangetuft op zijn brommer. Een tocht van vele kilometers van zijn dorp naar ons huis. In een regenpak, het touwtje van zijn capuchon strak dichtgesnoerd, zodat alleen zijn neus zichtbaar was. Hij kwam voor onze dochter. Zij had die zomer samen met een groep jongeren, onder wie Sjors, een geweldige taalvakantie beleefd in Frankrijk. Wij vonden het nogal wat, dat hij helemaal uit dat verre dorp door de regen onze dochter kwam opzoeken. Terwijl zij in haar hoofd onhoorbare wensen uitsprak als ‘ga alsjeblieft wég!’ bleef hij hangen en het regende inmiddels heel hard. Dus in de veronderstelling dat ik dochter er een plezier mee deed, bood ik aan: ‘Zeg Sjors, blijf je eten?’ Sjors zei meteen ‘ja graag mevrouw!’ Dat vond ik heel beleefd. Het was zo’n keurige jongen, zo maken ze ze niet meer tegenwoordig. Een en al ‘dank u wel mevrouw’. Top. Bij het afscheid, het regende nog steeds, bood Man aan om die brommer in de auto te leggen en hem naar huis te brengen. Maar nee, Sjors was niet van suiker: ‘Heel aardig van u meneer, maar ik red me wel en dank u wel voor het heerlijke eten!’ En hij snoerde het koordje van zijn capuchon nog eens goed vast. En toen tufte de schoonzoon van onze dromen voor altijd de straat uit.

 
‘Goh,’ zei Man bewonderend, ‘wat een leuke jongen, die Sjors!’ Dochter vroeg waarom ik in vredesnaam had gevraagd of hij bleef eten. Hallo zeg, om haar een lol te doen! Maar daar had ik me dus lelijk in vergist. Niet goed opgelet. Hoewel we Sjors nooit meer terugzagen, bleef zijn naam jaren bij ons hangen. Elke jongen die dochter mee naar huis nam werd langs de Sjors-meetlat gelegd. ‘Ik vind het zo’n leuke naam,’ zei Man, ‘jammer dat ik zelf niet zo heet, ik denk dat ik mezelf voortaan Sjors noem.’ ‘Matig Sjorsgehalte’,  zeiden onze zonen, als er weer eens iemand over de vloer was geweest voor wie een hoog Sjorsgehalte niet was weggelegd. Tijdens een familiefeest werden er allerlei acts opgevoerd en die van Man was het leukst. Hij kwam op in een regenpak. Het touwtje van de capuchon strak dichtgesnoerd. Met een meesterlijke toespraak.

 

 

 

Maar nu! Sjors is de schattige, chocoladebruine labradorpup van dochter en zijn Sjorsgehalte is zo hoog, dat hij de echte Sjors vele, niet meer in te halen mijlen achter zich laat. Op zijn stamboom staat, onder andere, de naam George. Het heeft zo moeten zijn: het werd Sjors. Wij kijken er alweer naar uit om op hem te mogen passen en hij mag altijd blijven eten.

Door: Wieke Biesheuvel

Wieke Biesheuvel werkte en woonde zes jaar in Zambia, is nu voorgoed terug en probeert het Nederlandse leven weer onder de knie te krijgen. Waarbij ze beurtelings verbaasd, boos, dolgelukkig, verward of blij is.

Afbeelding van Wieke Biesheuvel