Wieke doet bood­schappen en wordt voor snot­neus uit­gemaakt

 

Zaterdag 2 maart: even naar de buurtsuper, want vanavond maak ik geitenkaasdingetjes met sla, spekjes en een frambozenvinaigrette. 

 

Ik fiets naar de winkel en zie overal ballonnen in de straten en rare poppen met enge gezichten in de tuinen. Het is carnaval in Mook, dat nu Heikneuterdorp heet (geloof ik). Wij doen er niet aan. Als je er niet mee bent opgegroeid wordt het nooit wat. In de winkel is het doodstil. ‘Iedereen is aan het uitrusten van vannacht’, denkt het meisje bij de broodafdeling. Daarom leek het vannacht wel revolutie in de laan, met luidkeels gezang en geschreeuw. Bij de groenten staat een mevrouw op leeftijd in een woeste jurk in alle kleuren van de regenboog, hij knalt je tegemoet. Een gifgroen vest eroverheen met gouden knopen. Ze loopt achter een rollator. Wat leuk dat zij aan het hele gebeuren meedoet. En dat zeg ik dus: ‘Goh mevrouw, wat heeft u een leuke jurk aan, zo geschikt voor carnaval!’ Ze kijkt me nors aan en zegt: ‘Dit is mijn gewone kleding snotneus!’ Oeps. Ik vind het geinig dat zij mij een snotneus vindt. Hoe oud zou ze zijn? Tachtig? Er is maar één manier om daarachter te komen.
 

‘Mevrouw, ik vind het juist leuk dat u, met uw zestig jaar, zoiets fleurigs draagt!’ Qua humeur maakt ze nu een draai van heel veel graden (de helft van de gradenboog, ik weet niet meer hoeveel dat er zijn). ‘Nou, ik ben al zeventig hoor!’ kraait ze gevleid. Net zo oud als ik! En dan mij voor snotneus uitmaken. Enfin, het is weer goed tussen ons. Helemaal als ik een potje slagroom van de bovenste plank uit de koelkast voor haar pak, want daar kan ze niet bij.

 
Thuis ligt het Volkskrant Magazine op tafel met verhalen over stellen die elkaar tijdens het carnavallen hebben gevonden. Ik lees ze allemaal en al snap ik het hele fenomeen niet, ik begrijp wel dat het voor de zuidelijke helft van Nederland een belangrijk feest is.

 

 

Ik vertel man van mijn aanvaring met mijn 70-jarige winkelgenote. ‘Wie gaat dat dan ook zeggen,’ vraagt hij zich verbaasd af, ‘je hóeft toch niet beslist met iedereen die je tegenkomt een gesprek te voeren? En als het nou nog ergens over ging! Hou gewoon je tetter!’ Hij heeft een punt. Deze snotneus van boven de rivieren neemt zich voor dat ze zich voortaan tijdens het carnaval gedeisd houdt. En toch en toch en toch… Zal ik mijn Ganesha-masker opzetten, een rode en een gele sok aantrekken en me, al ‘alaaf!’ roepend in het gewoel storten? Lekker dansen met de burgemeester? Man: ‘Misschien mag je die jurk van je nieuwe kennis lenen?’

Door: Wieke Biesheuvel

Wieke Biesheuvel werkte en woonde zes jaar in Zambia, is nu voorgoed terug en probeert het Nederlandse leven weer onder de knie te krijgen. Waarbij ze beurtelings verbaasd, boos, dolgelukkig, verward of blij is.

Afbeelding van Wieke Biesheuvel