We bestellen ook al vijf dagen flesjes Mosi en twee glazen. Een Zambiaanse man wipt de dop met zijn tanden van het flesje en heeft geen glas nodig. Iedere keer vragen we of Annet de flesjes wil openen en of we twee glazen mogen. Dan gaat ze de opener zoeken, want die is altijd kwijt, en twee glazen afwassen. Ze brengt ons stralend onze borden met eten, netjes afgedekt met folie, zodat de frieten er als lamlendige, impotente dingetjes bijhangen. Die borden komen een uur na de bestelling. ‘Annet, zouden we bestek kunnen krijgen?’ vragen wij. Ah maar natuurlijk! Dan komt er één mes en één vork. ‘Graag nog een setje?’ Hemeltje, vergeten. En dit bovenstaande steeds opnieuw. Annet is de enige niet, dit overkomt ons in vrijwel elk restaurant of café.
Gisteren zaten we met ons vieren in een ander restaurant (Katete is booming, ineens zijn er nieuwe lodges). Ook hier een blèrende televisie. ‘Mag die uit?’ vroegen we. Uit? Wat krijgen we nou, de televisie uit?? Ja, want niemand kijkt. ‘Maar ik kijk altijd’, protesteerde de ober. We bestelden Mosi. En glazen. En we wilden eten. Onze gastheer bestelde kip. ‘We don’t have.’ ‘T-bone steak dan?’ ‘Out of stock.’ ‘Beef stew?’ Dat was er wel. De ober liep weg. ‘Uh… maar de anderen willen óók wat bestellen!’ riep hij hem na. O ja?? Stomverbaasd ging hij een papiertje halen en een pen zoeken, want nu werd het wel erg ingewikkeld. Uiteindelijk kwam het goed. We hadden onze hielen nog niet gelicht of de televisie ging weer aan.
Ik wil geen jaren van mijn leven inleveren om heel even het brein van een Afrikaan te mogen lenen, ik houd het er liever op dat het leuk is om steeds verbaasd te zijn over dingen die hier doodnormaal zijn. En zij vinden ons natuurlijk ook af en toe stapelgek. Al zou het wel stoer zijn als ik een flesje Mosi met mijn tanden open kreeg.