Dit was dag twee in Zambia

 

Terug in Zambia en dat zullen we weten. Na een verrukkelijke dag hangen bij het zwembad van de Palmwood Lodge, vertrekken we de dag erna naar Katete. We hebben een auto met chauffeur gehuurd en Christopher rijdt voor. We stouwen alle zooi in de auto en hoppa, daar gaan we.

 

Een feest van herkenning. Vrouwen met handelswaar op hun hoofd, baby op de rug. Overal kinderen met hun billen op het asfalt, want dat is lekker warm. Een gammel, overbeladen busje voor ons waarop ‘WORK HARD’ staat, met nog een Bijbelspreuk eronder, ter aanmoediging. Bovenop dat busje ligt een man te slapen. Om de haverklap een roadblock. Christopher jammert over de politie, die hij achter bijna elk bosje vermoedt. Dan rijdt hij dertig, omdat hij ooit een bekeuring heeft gekregen en toen was zijn baas niet blij. Die angst zit diep. Een beetje paranoia is het wel, constateren we na een uur. Hij rijdt vijftig gemiddeld. In dit tempo zijn we er pas morgen. Wéér bosjes. Sodeju, wat een slakkentempo. ‘Je mag hier honderd’, zeg ik. (Mijn Nederlandse ongeduld is nog niet getransformeerd in Zambiaans geduld.) ‘Zinloos schat!’ vindt man. Christopher legt uit dat echt overal laserapparatuur staat, achter al die stiekeme bosjes. Vorig jaar waren er nog maar zes in heel Zambia, maar nu staan ze overal, volgens hem. Dit stuk weg tot de brug over de Luangwa zit vol potholes. Hij rijdt er zigzaggend met een snelheid van tien kilometer per uur tussendoor. O jee, weer een bocht. Da’s ook wat, die bochten. Die neemt hij stapvoets. ‘Heel goede oefening voor jou’, vindt Man, zoals wij weten de leukste thuis.
 
Pas na vier uur zijn we bij de brug. Een afstand waar we zelf anderhalf uur minder over deden. Na de brug is de weg beter. Dan zou je zeggen: tanden op elkaar Christopher, wees een vent, scheuren met die hap. Nee, hij blijft achter vrachtwagens hangen en durft er niet voorbij. Over twee uur is het donker. Moet net kunnen, maar wáár is de peper voor Christophers achterwerk als je erom zit te springen?? En dan: KLABATS… klapband. Nu zijn we voor het eerst blij dat hij zo langzaam rijdt, anders waren we omgeslagen. De band is kapotter dan kapot. Aan flarden. ‘Ik zei nog zo,’ klaagt Christopher, ‘dat dit een oude band was.’ Aan die mededeling hebben we nu even niets. Alle bagage eruit, reservewiel, krik, hup, WORK HARD. Maar ook een band verwisselen duurt bij Christopher twee keer zo lang als bij een ander. Ondertussen stroomt het publiek toe. Koeien, met zo’n schattig koeienjongetje dat te grote laarzen draagt, moeders met veel kinderen, giebelende tieners, geinige jochies en er huppelt een moederkip met kuikens voorbij. 

 

 

 

Christopher krijgt de krik niet omhoog. Die krik is niet goed, moppert hij. ‘Je moet langzamer draaien’, wijst Man, die zo vaak een band heeft verwisseld. Hij mag niet helpen. ‘Het is wel een oliekruik hoor,’ zegt hij, ‘hij snapt niets van die band, niets van de krik en ook niet van zijn auto.’

 

Ik vermaak me met de kinderen, schiet plaatjes van ze en ze gieren het uit als ze zichzelf zien. Ook dat is weer zo vertrouwd. Dan zit eindelijk de reserveband erom. Ook oud, zien we. Harder dan zeventig kunnen we niet, deelt Christopher mee, anders gaat de wielophanging naar de radzekemedee. Het is donker als we bij de lodge aankomen. Daar is het een teringherrie. Voetbal op de televisie in de bar, tientallen auto’s, joelende mensen en door dit alles heen discomuziek in een ander zaaltje.
 

 

 

Dit was dag twee in Zambia. Het thuisgevoel is volop aanwezig, al is het maar omdat er geen water uit de douche komt, de stroom uitvalt en de mensen niet met elkaar praten, maar alles op de schreeuwtoon afhandelen. Maar bovenal: wat is iedereen aardig en behulpzaam. Op naar de derde dag.

 

 

 

 

Door: Wieke Biesheuvel

Wieke Biesheuvel werkte en woonde zes jaar in Zambia, is nu voorgoed terug en probeert het Nederlandse leven weer onder de knie te krijgen. Waarbij ze beurtelings verbaasd, boos, dolgelukkig, verward of blij is.

Afbeelding van Wieke Biesheuvel