Wanneer kunnen we (niet)

 

‘Wanneer zullen we afspreken?’ Is dat nou zó’n moeilijke vraag? En toch is het de vraag waarop veel mensen antwoorden met: ‘Uhhh, even kijken, hoor. Ik kan níet op…’, en dan komt er een hele rits met data.

 

In een appje blijft het gelukkig bij die data, maar zit je naast zo iemand in levenden lijve dan komt er vaak ook nog waaróm ze niet kunnen. ‘Even kijken, hoor. Maandag heb ik die vergadering, dinsdag moet ik naar de fysio, woensdag moet de auto voor een beurt, donderdag beoordelingsgesprekken, en vrijdag komt de nieuwe stagiaire en die wil ik zelf even het hele gebouw laten zien.’

 

‘Dat kan toch sneller’, denk ik dan altijd. ‘Deze week niet’ had wat mij betreft dan volstaan. En dan hoef ik echt niet te weten waarom je niet kunt. De vraag was namelijk wanneer we wél konden afspreken.

 

‘Dat kan korter!’ mompel ik dan altijd in mijn hoofd. Maar ja… men deed dat honderd jaar geleden al in de vergaderingen die ik toen nog moest voorzitten. ‘Hoe gaan we dit aanpakken, dames?’ was dan mijn vraag. En dan kreeg ik minstens veertien keer te horen: ‘Ja, ik dacht dat we misschien dit of dat konden doen, maar dat kan dus niet omdat…’

 

‘Ho!’ riep ik dan meteen. ‘De vraag is hoe we dit probleem wél gaan oplossen!’

 

‘Ja, dat zeg ik’, riepen dan weer dertien andere dames (ja, sorry, ik werkte toen veel met vrouwen, en ik moet bekennen dat vooral zij er nogal een handje van hadden om de dingen op die manier te benaderen). ‘Ik zei vorige week nog tegen dingetje dat we het ook zus of zo zouden kunnen aanvliegen, maar dat kan natuurlijk niet, omdat we dan óók nog rekening moeten houden met Jan en Alleman. En misschien ook wel met Piet Wie Al Niet… Toch?’ En daar gingen we dan weer. Over op een totaal andere discussie.

 

‘Ben ik nou zo onduidelijk’, dacht ik dan vaak. Maar dat was niet zo. Ik merkte het namelijk ook bij de acteurs die ik later begeleidde. Als zij er niet uitkwamen met een bepaalde scène, dan werden ze doorverwezen naar mij. Dan gingen wij samen iets dieper in op een bepaald deel van de tekst, om zo de regisseur (plus de rest van de groep) wat te ontlasten.

 

En soms kwamen mensen ook audities voorbereiden bij mij. Dat vond ik altijd leuk om te doen. Maar ook dáár zat een groot verschil tussen mannelijke en vrouwelijk spelers. Ja, we doen wel of we allemaal hetzelfde zijn, maar als ik aan een man vroeg: ‘Waar kom je vandaan (voordat je de scène binnenstapt)?’, dan kreeg ik te horen waar hij vandaan zou moeten komen. Maar als ik datzelfde aan een vrouw vroeg, was het antwoord vaak: ‘Nou, ik moest eigenlijk naar A, maar ik ben eerst nog even langs B geweest, want ik moest ook nog…’

 

‘Wat voel je nu?’, was ook zo’n vraag.

 

Wat móet je voelen om die tekst een beetje geloofwaardig je strot uit te krijgen? Want daar zijn we dan natuurlijk mee bezig. En dan kwamen ze, hoor. De privéproblemen! Ook bij mannen vaak, trouwens. En voor een deel is dat ook wel verklaarbaar bij acteurs. Je moet je namelijk nogal kunnen inleven om iemand anders te zijn op de planken of voor de camera. Dus dat deze mensen doorgaans wat gevoeliger zijn, en veel van de buitenwereld oppikken wat ze zou kunnen beïnvloeden, dat snap ik nog wel.

 

Maar jongens… als ik aan de tandarts vraag wanneer ze een gaatje voor me heeft, dan hoef ik toch niet te weten wanneer haar auto naar de garage moet? Volgens mij kan dat met veel minder woorden hoor!

 

Maar ja… dan had ik nu weer geen stukje gehad. En ik moet ook nog naar de supermarkt en mijn schoonmoeder, dus ik heb haast. Dus toch bedankt allemaal!

 

Door: Tineke

Tineke is schrijfster van de boeken “Toch?” en “Stof Genoeg” en ze blogt ook zo nu en dan. Ze woont op het platteland met één (leuke) man, twee (lieve) kinderen, drie (onbespeelde) muziekinstrumenten, vier (wisselende) mantelzorgprojecten, een (bijna) vijfde boek, haar zesde (luie) kat, en (dus) ongeveer zeven muizen.

Afbeelding van Tineke