Waarom ik Valentijnsdag haat
De kerstballen waren nog niet de zolder op, of je struikelde alweer over de hartvormige chocolaatjes, de roze macarons en vlaggen met I Love You erop.
Het valentijnsvirus verspreidt zich sneller dan Covid en hier is geen mondkapje dat hulp biedt. Natuurlijk springt elk merk hierop in, want de kans om je omzet te vergroten grijp je aan. Dus we gaan van Black Friday (niemand die nog gelooft dat die dag in het leven is geroepen voor de klant, toch?) via Kerstmis naar Valentijnsdag. Op zich vind ik het allemaal prima, het is nou niet zo dat ik vies ben van een aankoop van het een of het ander. Maar wat me tegenstaat is de onoprechtheid van het geheel. Ik ontvang elke dag wel een pakketje van een parfummerk met een hartvormig kaartje erin en een standaardtekst waar met een beetje mazzel mijn naam is ingevuld na ‘beste’ maar dat verder vooral bedoeld is om het product in kwestie te bejubelen.
Er zijn meer redenen waarom ik Valentijnsdag stom vind. Omdat het voor al die mensen die geen liefde in hun leven kennen een bijzonder pijnlijke dag kan zijn. Collega’s die vragen of er een kaartje in de bus zat (‘Euh, nee’), anderen die naast je een enorme bos rozen ontvangen (zij wel) en omdat ik gewoon niet zo houd van agenda-actualiteit als het om iets als de liefde gaat. Geef die rozen. Omdat het donderdag is of de zon schijnt. Maar laat je niet opjutten door een uit Amerika overgewaaid fenomeen.
Terwijl ik dit opschrijf, trippelde ik even mijn eigen laantje der herinneringen af. Ik was niet het type meisje dat de voordeur niet meer open kon krijgen vanwege de stapel kaarten die door de bus was geduwd. Een 14 februari die ik nooit zal vergeten moet een jaar of drieëndertig geleden zijn. In ieder geval nog voor de tijd van de mobiele telefoon. Ik studeerde in Tilburg en kwam thuis na een avond theedrinken (kan ook wijn zijn geweest) bij een vriendin een straatje verderop. ‘Er heeft hier de hele avond een jongen op je zitten wachten’, zei een rokende huisgenoot terwijl ik door de woonkamer naar mijn kamerdeur liep. Hij was uiteindelijk weggegaan, maar had wel iets achtergelaten. Voor mijn deur lag een groot stuk karton met daarop in hoofdletters TILBURG dat als liftbord had gediend. Ernaast een bos rozen. Natuurlijk was ik de trap afgelopen naar onze centrale telefoon en had ik de jongen in kwestie, hij was inmiddels thuis, gebeld. Om te bedanken. En om te zeggen dat ik hem echt, echt, echt heel leuk vond, maar dat het wat mij betreft bij vriendschap bleef. Dat begreep hij. Hij vond die rozen ook een wat gewaagde keuze, maar de tulpen waren op geweest. En op de terugweg was de arme jongen er potdorie ook nog achter gekomen dat het Valentijnsdag was.
Deze jongen was misschien niet de liefde van mijn leven; zijn oprechte en onbedoelde valentijnsactie vergeet ik nooit.