Vastbesloten stiefelt ze naar de lift en drukt op het knopje
‘Omi kom! Vommelen!’
Sinds ze de vogelnestschommel heeft ontdekt, wil ze niets anders meer. Ze trekt haar jasje niet eens meer uit als ze bij ons komt en is zelfs met een Danoontje niet meer te paaien, want ze wil maar één ding:
‘Omi kom! Vommelen!’
‘Zitten of liggen?’
Liggen wil ze. Met haar hoofdje op de brede rand van touw en haar blik op de oneindige hemel gericht, wil ze schommelen en dromen, en nog meer schommelen en gebiologeerd in het niets staren. Vijf minuten, tien minuten, een half uur, en nog is het niet genoeg. Maar ze moet mee naar huis voor een boterham en haar middagslaapje, waarvoor ik naast haar ga liggen in het grote bed.
Zachtjes speel ik het Wiegenlied van Brahms voor haar, omdat dat de vorige keer deed wat het moest doen: haar in slaap wiegen. Maar vandaag werkt Brahms toch net iets anders, want eerst zingt ze er een oorverdovend vals ‘lalala’ op, om vervolgens op het bed te gaan springen voor een denkbeeldig ‘wij maken een kringetje van jongens en meisjes.’
En dan staat ze op.
‘Wat ga je doen?’
‘Buiten toe!’
Ze pakt haar jasje en trekt haar regenlaarsjes aan – in het klassieke patroon van de rechtervoet in het linker laarsje – en gaat naar de voordeur. Vastbesloten stiefelt ze naar de lift en drukt op het knopje. Buiten gekomen aarzelt ze even over welke kant ze uit moet. Dan zet ze koers naar het speeltuintje met een tempo dat ik maar met moeite bij kan houden; dit is wat je noemt een peuter op een missie.
‘Zitten of liggen?’
Het antwoord laat zich raden.
Na een paar commando’s om harder te duwen, krijgt haar alerte blik een dromerige staar naar boven, waar de wolken verstoppertje spelen met de takken van de bomen. Nog één keer opent ze haar oogjes om me toe te glimlachen, en dan zakt haar hoofdje naar opzij en is ze weg naar dromenland.
Ik maak een foto van haar om naar mijn dochter te sturen:
‘Het kostte wat moeite, maar eindelijk slaapt ze!’