In deze barre tijden kun je zomaar ineens beseffen dat al dat vechten voor je huwelijk zo gek nog niet was
Waar ik soms stiekem jaloers was op mijn vriendinnen die lekker konden doen en laten wat ze wilden – en dus nooit (meer) rekening hoefden te houden met een partner, kinderen, huisdieren, wasgoed, etenswensen, enzovoort, enzovoort – ben ik nu toch heel erg blij dat ik niet alleen woon. Ik zou gek worden. Ik had echt weleens bewondering voor kennissen die hun man of vrouw eruit geschopt hadden. Die vonden dat de maat vol was met aanpassen, aanhoren, oplossen, geduld hebben, meedenken en elkaar een beetje de ruimte geven. Maar ik bedacht elke keer dat mijn lief dat andersom vast ook weleens zou voelen. En dan voelde ik toch weer dat ik wilde blijven hangen aan dat lijntje van “er zijn ook leuke dingen/volhouden/beloofd is beloofd/en is het alternatief dan zoveel beter?”
Ik zag trouwens ook best vaak vrienden leuk opnieuw beginnen en dan toch weer met een ander in dezelfde valkuilen trappen. Wat had het dan voor zin om al het oude weg te gooien, dacht ik dan, en het daarna, met iemand anders, weer op dezelfde manier (verkeerd) te gaan doen?
Ja, oké… dat verliefd zijn. Daar kan niets tegenop!
Die inspanning die je aan het begin van een nieuwe relatie in alles stopt (en dan ook terugkrijgt) is goud waard. En natuurlijk had ik dat ook wel 47x mee willen maken.
Maar toch…
Als ik nu zie hoe eenzaam sommige van mijn vrienden in quarantaine zitten – in hun volledig naar eigen smaak ingerichte appartement – dan ben ik toch blij dat ik heb volgehouden. Dat ik accepteer dat die lelijke lamp, die mijn man zo mooi vindt, volledig staat te detoneren in de huiskamer die we delen. Dat we samen in onze tuin kunnen zitten die me soms aanvliegt omdat ik hem te groot en te rommelig vind – maar ook op sommige plekken weer veel te kaal, omdat mijn lief na veel gegrom van mij dan toch maar wat bomen ging rooien en een klein beetje doorsloeg (grrr).
Nu we niet op straat mogen ben ik zo dankbaar dat we toch samen buiten kunnen zijn. En dat we niet los van elkaar op een zoldertje zonder balkon wonen, omdat het huis nog maar net verkocht was, maar we er nog niet uit waren met het afwikkelen van de rest.
Dat we samen in de tuin tevreden zitten te wezen in dat ene hoekje dat ons wél allebei aanstaat. Dat we samen iets kunnen drinken, en dat ik even tegen hem aan kan praten op het moment dat dat binnenblijven me soms echt even aanvliegt. Van die momenten dat ik eventjes wil gillen, dat ik een beetje boos word, en dat ik soms zelfs een beetje in paniek kan raken.
Want dan is hij er toch maar. Dan stelt hij me gerust, helpt hij me om de zware tafel te verplaatsen naar een plekje in de zon, schenkt een wijntje in en zegt: ‘Het komt wel goed, schatje.’
Net zoals hij dat zei toen we pas verliefd waren. En dan ben ik zó blij dat we hebben volgehouden. Dat ik nu niet alleen ben tijdens deze wekenlange isolatie van al mijn andere dierbaren. Dan voel ik me zo gesterkt door zijn (en mijn) momenten van volhouden wanneer het samenzijn echt niet altijd een feestje was.
Ja, én door mijn gehamsterde voorraad reuze-mergpijpen, natuurlijk! Die helpen mij nu ook heel erg.
Maar daar moet ik snel iets aan gaan doen om te voorkomen dat hij straks niet alsnog vertrekt zodra dat weer mag, denk ik.
Tsja… een goed huwelijk is heel hard werken hoor!
Door: Tineke
Tineke is schrijfster van de boeken “Toch?” en “Stof Genoeg” en ze blogt ook zo nu en dan. Ze woont op het platteland met één (leuke) man, twee (lieve) kinderen, drie (onbespeelde) muziekinstrumenten, vier (wisselende) mantelzorgprojecten, een (bijna) vijfde boek, haar zesde (luie) kat, en (dus) ongeveer zeven muizen.