Tineke droomde al jaren van een mooie jonge dokter

 

Daar lag ik dan. Ik opende mijn ogen en keek recht in het gezicht van een knappe, jonge arts. Het was geen droom hoor! O, nee! Dit was levensecht.

 

En ik wist even niet meer wat ik zeggen moest. Jarenlang had ik hiervan gedroomd, maar nu het dan eindelijk zover was, was het toch heel anders dan ik gedacht had.  

 

‘Excuus’, stamelde ik verlegen.

 

‘Gaat het weer?’ vroeg de mooie, jonge dokter.

 

‘Ja hoor, ik ben er weer’, stelde ik hem gerust. En de verpleegster die erbij stond hoorde ik heus wel zachtjes grinniken.

 

Zo’n drie kwartier eerder was ik hier binnengelopen en toen was er nog niets aan de hand. Of, nou ja, niets… ik had een hernia, maar daar kwam ik niet voor. Ik kwam hier voor een piepklein, raar vlekje op mijn been. De huisarts vond dat ik daarmee maar naar een dermatoloog moest, en dat had ik een half jaar hiervoor dus netjes gedaan.

 

De (knappe) dermatoloog dacht echter dat het niets was, maar wilde wel dat ik over een half jaar nog even terugkwam. ‘Je zult zien dat het dan weg is,’ zei hij nog, ‘maar dat wil ik dan wel even zelf constateren.’

 

En nu was het dus een half jaar later. Het rare vlekje zat er nog steeds, maar ik maakte me daar totaal geen zorgen over. Ik had ook wel iets anders aan mijn hoofd met die hernia. Of eigenlijk aan mijn rug natuurlijk. Ik kwam de spreekkamer binnensukkelen, werd door de assistente alvast ge-intaked (of is het in-ge-taked?) (dat gesodemieter met die verengelsing… grrr) moest mijn schoenen en broek uitdoen, daarna soepel op de behandeltafel plaatsnemen en wachten tot de dermatoloog kwam.

 

Alleen kwam die niet.

 

Zeker een half uur schoof ik in mijn onderbroek van links naar recht en van boven naar onder, want ik kan je vertellen dat je met rugklachten niet zo lekker leunt op zo’n behandeltafel. Ik kon niet liggen, niet zitten, niet ontspannen, en de dokter had blijkbaar wat vertraging.

 

Maar ja… om nou met je handen in je rug (en je buik naar voren) rondjes te gaan lopen in je onderbroek. Met de kans dat dan net de (leuke) dokter binnenkomt… Ik ben niet zo van dat soort risico’s. Ik bleef dus maar wat hangen op dat bed, en verging ondertussen van de pijn, maar bleef toch heel erg dapper (vond ik zelf).

 

En toen kwam de dokter dus binnen…

 

Hallo/handje/hoe gaat het?/Mwahhh…

 

‘Hé,’ constateerde hij verbaasd, ‘het plekje is niet weg! Dan nemen we maar even een biopt. Ik verwacht nog steeds dat het niets dodelijks is, maar ik wil toch even het zekere voor het onzekere nemen. Kun jij dat regelen, Ans?’ En wég was hij weer.
Maar mij brak het zweet toen al uit. Ik denk namelijk dat ik bij anderen zonder problemen een openhartoperatie zou kunnen uitvoeren, maar van mijzelf moet je afblijven met spuiten en messen.

 

Voor ik het wist riep Ans echter al ‘dit wordt even vervelend’ en was de verdoving al gezet. Daarna zette ze iets in mijn been om er een stukje uit te halen, riep vervolgens ‘oeps’ en toen startte er zo’n scène die ik op tv altijd onmiddellijk wegzap, of waarbij ik snel mijn handen voor mijn ogen doe.

 

‘Ik denk dat ik een ader heb geraakt,’ sprak Ans ter verduidelijking, ‘en ik ben mijn biopt ook nog kwijt.’ En ik voelde de roodheid van mijn bloeddoorlopen gezicht van kleur wisselen met het witte papier dat de tafel zou moeten schoonhouden.

 

Ans depte, Ans zuchtte, en daarna probeerde Ans het nog maar een keer.

 

Maar ook de tweede poging verliep niet naar wens.

 

‘Ik ga de dokter halen’, riep Ans terwijl ze wegrende. En ik gierde het ondertussen uit van de pijn in mijn rug en zag alles langzaam wazig worden.

 

‘Kijk dan ook niet!’ verweet Ans me toen ik weer wakker werd.

 

‘Ja sorry,’ verontschuldigde ik me, ‘het kwam meer door de pijn (en ik bedoelde natuurlijk mijn rug). Ik had hier gewoon niet op gerekend.’

 

‘Wij ook niet,’ mompelde dokter Rossi, ‘zó’n pijn doet het toch niet?’ En hij nam snel en vakkundig een derde biopt en lachte me ondertussen wat uit.

 

Och, wat lag ik me te schamen daar. Maar goed nieuws! Het was iets totaal onschuldigs, en door alle bioptpogingen was het al nagenoeg weggesneden. Toch weer geluk bij een ongelukje.

 

Door: Tineke

Tineke is schrijfster van de boeken “Toch?” en “Stof Genoeg” en ze blogt ook zo nu en dan. Ze woont op het platteland met één (leuke) man, twee (lieve) kinderen, drie (onbespeelde) muziekinstrumenten, vier (wisselende) mantelzorgprojecten, een (bijna) vijfde boek, haar zesde (luie) kat, en (dus) ongeveer zeven muizen.

Afbeelding van Tineke