Serveerster

 

We eten hier graag en vaak, maar wat de serveerster doet blijft apart.

 

 

‘Menu gezien’, zegt ze. Toegegeven, half twee is ook eigenlijk geen tijd om zonder reservering binnen te vallen voor een lunch. Het is zaterdagmiddag en het restaurant aan het dorpsplein is afgeladen. We krijgen van de eigenaar het enige tafeltje dat nog vrij is, lekker onhandig precies bij de ingang. Op de tafel liggen nog de resten van de lunch van onze voorgangers.

 

We komen hier graag en vaak, maar wat de serveerster doet, is nogal een ongebruikelijke manier van je vaste klanten begroeten. Natuurlijk krijgen we een korte blik van herkenning, maar ze heeft geen tijd voor ‘bonjour’ en ook niet voor een ‘willen jullie alvast een aperitief?’ Niks daarvan.

 

‘Menu gezien’, zegt tegen ons. Ze zegt het zonder vraagteken. ‘Ja, en ik denk dat ik al weet…’, maar ze heeft zich alweer omgedraaid ‘…wat ik neem’, zeg ik tegen haar weglopende rug.

 

Ed en ik kijken elkaar aan en glimlachen. Wij vinden deze serveerster altijd een feest om naar te kijken. Ze is razendsnel. Dat moet ook wel in een restaurant dat iedere zaterdagmiddag, zaterdagavond en zondagmiddag stampvol zit en waar zij, naast de eigenaar, de enige is die bedient. Om snel te zijn zegt ze alleen het hoognodige tegen de klanten.

 

Terwijl ik mijn zin nog afmaak, staat ze al bij een grote tafel naast ons. De tien mensen aan die tafel, twee families schat ik zo in, zijn klaar met het hoofdgerecht. Ze haalt de lege borden weg en vertelt ondertussen, niet naar de mensen aan tafel maar naar de lege borden kijkend, welke desserts er vandaag zijn. Nou ja, vertellen, eigenlijk vuurt ze de desserts als commando’s af: crème brûlée, gateau au chocolat, profiteroles, glace. Elk dessert krijgt een eigen uitroepteken. De familie overlegt, twijfelt, geeft om beurten antwoord. Het lijf van de serveerster staat met tien lege borden al fysiek richting de keuken gedraaid, alleen haar hoofd is nog naar de tafel gericht. Als ze de eerste letter van het tiende dessert hoort, is ze weg, richting de keuken voor weer nieuwe borden voor andere tafels.

 

Zoveel zomers geleden was ik nog een beetje bang voor haar. Ze is een jonge griet, praat rap Frans, doet niet aan ‘hoe is het nou met jullie’ en geeft maar heel, heel soms een goedkeurend knikje bij een gerecht dat je bestelt. Als ik haar vraag iets te herhalen, omdat ik bijvoorbeeld het hoofdgerecht van het dagmenu niet heb verstaan, herhaalt ze het net zo snel en dus net zo onbegrijpelijk als de eerste keer. 

 

Ze ruimt onze tafel af. Neemt ergens nog een bestelling op en komt dan met een papieren tafellaken voor op ons tafeltje terug. Ze vouwt het uit. Het blijkt een papier voor een vierpersoonstafel te zijn. Ed en ik kijken gespannen naar haar, wat gaat ze doen? Uit haar plaat? Schreeuwen? Ze ademt diep in en frommelt zichtbaar geërgerd het papier tot een grote prop en stopt die onder haar arm. We kijken lachend naar haar soort-van-onderkoelde-frustratie en we krijgen zowaar een klein lachje van haar terug. Ze legt een papier voor een tweepersoonstafel neer en ploft een karaf water op tafel. Weg is ze. Ik weet nu al dat we geen waterglazen gaan krijgen.

 

Dat gebeurt niet alleen hier, geen waterglazen op tafel overkomt ons ook in andere restaurants. Er zijn dan een aantal opties: je vraagt extra glazen voor water, maar de kans is groot dat ze die vergeten want ze hebben wel wat anders aan hun hoofd. Je vult na elk glas wijn hetzelfde glas met water. Of je doet wat alle Fransen doen: je negeert de karaf. Er is nog een vierde optie: je bestelt een fles water want dan krijg je wel waterglazen.

 

Even later is ze weer terug. ‘Choisi?’ Dit keer met vraagteken! Haar potlood staat al op haar blocnote. Ik onderdruk een lach als ik bedenk hoe dat in de Nederlandse horeca zou klinken: Keuze?! Gekozen?! Wat?! We nemen het dagmenu.

 

 

 

Door: Asjha van den Akker