Roze koeken

 

Het was zondagochtend en buiten nog maar net licht toen ik op de stoep een opengescheurd pak met daarin nog één zielig overgebleven roze koek zag liggen.

 

 

 

Ik kon er mijn hond, alias De Kruimeldief, nog net op tijd vandaan trekken. Honderd meter achter ons lag de buurtsuper waar tot sluitingstijd altijd hongerige pubers rondhangen.

 

Ik zag voor me hoe de avond daarvoor de andere vijf koeken uit het pak achter elkaar naar binnen waren geschrokt door zo’n joch van bijna twee meter. Roze koeken worden immers speciaal gebakken voor jongens van onder de achttien. Niets stilt hun aanhoudende vreetkicks zo makkelijk en goedkoop als de transvetten in een pak roze koeken. Vijf was blijkbaar genoeg om misselijk van te worden, de laatste had zelfs de vuilnisbak niet gehaald.

 

Ik dacht aan mijn eigen roze-koekenfase, lang geleden. In de kantine van mijn middelbare school werden ze voor 50 cent verkocht. Het cakeje zelf smaakte me maar matig, maar het roze fondant was iets waar ik me iedere grote pauze op kon verheugen.

 

Toen ik als dodelijk verlegen brugpieper nog maar net op school zat, had ik eens met mijn pas gemaakte vriendinnen aan tafel in de kantine gezeten toen er een groep jongens met een pak spelkaarten aanschoof. Vijfdeklassers waren het, maar in mijn ogen al grote, intimiderende mannen. Luidruchtig en vol vuur speelden ze hun spel, zonder zich er iets van aan te trekken dat er ook wat bedeesde eersteklassertjes naast hen zaten met een kopje loeihete thee in zo’n smeltend wit plastic bekertje. Steeds als er een slag werd geslagen mepten de jongens begeleid door wat oerkreten met de vlakke hand op de tafel.

 

De tafel waar mijn roze koek lag. Tot het moment dat de vlakke hand per ongeluk, expres, uitweek en mijn versnapering bruut geplet werd en in stukken uiteenviel. Hun bulderende lach zwol extra aan toen de jongens zagen dat ik van schrik en teleurstelling in tranen uitbarstte.

 

Dat de conciërge van achter de toonbank sprong met een nieuwe (gratis) roze koek was een lief bedoeld gebaar, maar ik had liever gehad dat hij een luik in de grond voor me had opengetrokken waar ik geruisloos in had kunnen verdwijnen.

 

De jongen van de bewuste klap op mijn koek zie ik nog voor me. Hij was rossig, breed en sterk. Hij drumde in de schoolband, was populair en natuurlijk helemaal de kwaadste niet. Hij heette Eugene en zou een paar jaar later omkomen bij een auto-ongeluk.

 

Toen De keuringsdienst van waarde in 2009 onthulde dat het roze van het door mij ooit zo geliefde suikerlaagje werd gekleurd met het bloed van luizen, deed dat me niks. Aan roze koeken zat al lang een akelige nasmaak.

Door: Esther Goedegebuure