Resi en haar zus schakelden meteen na hun vaders dood een advocaat in
‘Mijn vader belde in paniek, die ochtend.’
‘Hij was met haar – de vrouw waarmee hij vlak na de dood van mamma halsoverkop was getrouwd – naar de notaris geweest en dat voelde niet goed. Want hoe dat was geregeld met onze erfenis op deze manier, dat kon niet zo. Ik zei dat hij zich geen zorgen hoefde te maken. Ik zou mijn zus bellen en dan zouden we het er samen binnenkort rustig over hebben. We zouden er wel uitkomen en het samen oplossen. ‘Fijn dat je erover belde, pap’, zei ik nog.
Dat was het laatste wat ik ooit tegen hem zou zeggen. Nog geen halve dag later belde ‘zij’ om te laten weten dat pappa een hartaanval had gehad. Hij was al overleden voordat de ambulance er was. Hij had niet geleden. Het was een mooie dood geweest en hij was vredig ingeslapen.
Toen mijn zus en ik erachter kwamen waarom hij die ochtend in paniek had gebeld draaiden onze magen zich om. ‘Zij’ was amper een week daarvoor met hem bij de notaris geweest en had alles, dat wil zeggen zijn huis, zijn aandelen en al zijn verdere bezittingen, op haar naam laten zetten. Geen wonder dat dit niet goed voor hem had gevoeld. ‘Zij’ had voor mijn zus en mij nooit goed gevoeld. De geldwolf had mijn vader al aan de haak geslagen toen mamma nog lag te creperen van de pijn. En nu was het huis waar hij met mamma had gewoond, ons huis, van haar? En erger: al mamma’s familieantiek – ze was van goede komaf, onze moeder – werd nu ook door haar ingepikt?
Mijn zus en ik schakelden meteen een advocaat in. Na enig juridisch touwtrekken kregen wij het voor elkaar om een soort van kindsdeel op te eisen – hetgeen een schijntje was van al het vermogen dat onze ouders samen hadden vergaard – en ook kregen we formeel toestemming om mamma’s familiebezit en al haar persoonlijke spullen bij ‘haar’ uit het huis te halen.
De ochtend dat we samen aanbelden bij ons ouderlijk huis deed ze open met aan weerszijden een kleerkast van een vent die er blijkbaar op toe moesten zien dat wij niet meenamen waar we formeel geen recht op hadden. Verder zei ze geen boe of bah en kon er zelfs geen kop koffie af. Mijn zus en ik hadden elkaar beloofd om het netjes te houden en haar geen verwijten te maken. Precies zoals onze ouders het gewild hadden, hadden we elkaar voorgehouden. Toen we na een paar uurtjes wegreden met ons gehuurde bestelbusje dat notabene nog niet eens helemaal volgepakt was, hebben we haar vervloekt en verwenst en haatten we haar zo diep dat we onszelf er geweld mee aandeden. We zullen ons er nooit iets bij kunnen voorstellen hoe die vrouw met zichzelf kan leven. We denken dat ze geen geweten en geen gevoel heeft.’
‘Misschien heb je dit artikel al eerder gelezen op Franska.nl. Omdat we blijven groeien willen we deze mooie verhalen ook graag delen met onze nieuwe lezeressen.’