Over Tamberi en Barshim
Ik zat een beetje afwezig tv te kijken. Hoogspringen, niet per se mijn favoriete onderdeel. Ik zag een Italiaan, Tamberi, en keek op want Italië, want knappe jongen want ze wonnen net al de 100 meter sprint dus hoe leuk zou het zijn als… Zo een beetje.
Hij sprong over de 2.37. Hat. Dat deed Mutaz Essa Barshim uit Qatar daarna.
Ze stonden dus gelijk. De stok ging een stukje hoger. De camera pande naar het gips dat op de grond lag. Er stond ‘Tokio 2020’ op geschreven met een kruis door het jaartal en daaronder ‘2021’. Het was de herinnering aan de breuk die Tamberi een paar jaar geleden aan zijn voet had waardoor hij een tijd niet kon sporten. Hij had hem gedrapeerd naast zijn startpunt. Lichtelijk dramatisch, maar ja. Je kan de jongen wel uit Italië halen, maar Italië niet uit de jongen… Afijn. Daar rende hij en de stok viel. Hij klom op en applaudisseerde naar de jongen uit Qatar. Ze waren vrienden, zo bleek. En als hij die plak dan niet zou winnen, dan gunde hij die zijn vriend.
Daar ging Mutaz, sprintje, sprong en… de stok viel. Beiden liepen ze naar de jury. Die stelde een barrage voor waarbij ze zouden doorspringen tot er een winnaar was. ‘Kunnen we niet allebei goud krijgen?’ vroeg Mutaz (die wat mij betreft ook een prijs voor pragmaticus van het jaar mag krijgen). De jurymeneer was even stil.
Dat kon ook.
Het gejuich, het klimmen van Tamberi als een kleutertje in het lichaam van Barshim, het elkaar loslaten en rennen naar coaches en rollebollen over de grond van geluk. Ik heb er de hele avond van getinteld.
Het heeft hier niets mee te maken, maar ach, Italië is het bruggetje dus ik serveer een van mijn favoriete stukjes ooit uit: 9 dingen die je van een Italiaanse vouw kunt leren.