Niet bang voor de inbreker, wel voor de spin
Ik twijfel niet lang en bel meteen de politie.
Het is midden in de nacht als ik wakker word van een vreemd geluid. Hier in het bos kun je altijd een speld horen vallen, dus ben ik meteen alert. Ik tuur door de gordijnen en zie… serieus, een vreemde kerel in de tuin staan. Brrr….
Ik twijfel niet lang en bel meteen de politie. In no-time (hulde! Al dat gemopper op agenten moet maar eens stoppen!) staan er twee politiewagens voor de deur. Een man met een speurhond en twee agenten die direct het erf doorzoeken.
Ze zoeken en zoeken, maar er is niemand te zien
Eén van de twee agenten is een vrouw van mijn leeftijd. Echt zo’n stoere politiechick. Ik heb altijd grote bewondering voor politieagenten en met name voor vrouwen. Het is toch wat, dat je met je hele hebben en houden je in een situatie stort waarvan je géén idee hebt wat je aantreft.
‘Ja, daar worden ze voor getraind,’ zei onlangs een nogal zure gesprekspartner. Oké, dus? Wordt het minder heldhaftig als je ergens voor traint? Nou, ik krijg al bijna een paniekaanval van het idee dat ik met een wapen rond moet lopen. Echt, mij niet bellen. Zéker niet om drie uur ’s nachts!
De adrenaline zakt, we staan nog even na te praten
De vrouwelijke agente is ook nog eens heel lief. Ze stelt me gerust: inbrekers zijn over het algemeen heel dom. Ze gaan voor snel en makkelijk. Ze zullen niet snel terugkomen. Nog voor ik kan reageren, schrikt de agente.
Ik volg haar blik. Dwars door de lichtbundel van haar zaklamp stampt een grote spin. Je weet wel, zo eentje met van die grote, zwarte, harige poten. ‘Haal die spin weg!’, piept ze panisch tegen haar mannelijke collega! ‘Echt, ik meen het, nu!’ Ik schiet in de lach.
Je bent niet bang voor een inbreker maar wél voor een spin?
‘Ja!’, roept ze met een volume waarvan ik denk dat de buren in de wijk aan de overkant van de weg ook wakker worden. Ik besluit nu mijn beste heldenvoetje voor te zetten en wandel op de spin af. Na acht jaar in de polder te hebben gewoond en nu twee jaar in het bos, trek ik niet meer wit weg bij een spinnetje.
Ik begeleid de zwarte berg pootjes rustig de berm in. ‘Zo, die is weg…’. De agente haalt opgelucht adem. ‘Dank je!’, zegt ze vanuit de grond van haar hart. Inmiddels is het half vier geworden en ik wil eigenlijk wel weer terug naar bed. De agenten vertrekken weer, op naar de volgende melding.
Als ik tien minuten later weer in bed lig, moet ik glimlachen.
Boven mijn hoofd hangen twee spinnen. Het geeft me nog een veilig gevoel ook. Ondanks de nachtelijke belevenissen val ik gauw in slaap.