‘Niet door­vertellen, mama’

 

May: Ineens zaten we samen op de vloer van de badkamer. Er was iets.

 

Middelste meisje wordt groot. Dat vindt ze vooral zelf. Daarom zijn mijn ik-hou-van-jou’s tot een wekelijks minimum teruggebracht. ‘Dat weeheet ik nou wel, mam.’ Ook mag ik niet meer lachen als ze iets schattigs zegt. ‘Ma-hám.’ Ze zet haar handen in haar zij. ‘Hou het gewoon IN.’ Ik doe mijn best. Probeer haar uit te leggen dat ze gisteren nog mijn baby was en nu ineens zinnige dingen zegt en dat ik daar best om mag lachen. ‘Dat was niet gisteren, mam, maar acht jaar geleden. Dat weet je best.’ Áls ze leuke dingen zegt, moet ik meteen beloven dat ik ze niet doorvertel. Daar staat een straf op van drie keer ‘behoorlijk hard’ op mijn billen slaan. Gelukkig hebben we over opschrijven niets afgesproken. Als ze het heeft over de jongens in haar klas die ‘zo irri zijn’ dat ze ze ‘wel in hun lurven wil grijpen’, schrijf ik dat stiekem in mijn boekje vol lieve zinnen.

 

Gelukkig is ze nog niet zo groot dat ze niets meer met me deelt. Integendeel. Onze momenten samen zijn goudomrand. Op warme avonden, als haar zusjes naast ons in slaap zijn gevallen en wij snoeptomaatjes uit een emmertje eten, komen de verhalen. Over de stoere jongens in haar klas. Dat ze nooit met ze knikkert om bonken, want ze wint nooit van ze en de bonken zijn te mooi. Dat vriendin K. er nu echt aan gewend is dat haar ouders zijn gescheiden. ‘Ze gaat wel twee keer op vakantie mam.’ Stilte. ‘En ze heeft TWEE slaapkamers.’ Dan weer over de jongens in haar klas. Die zijn zo druk dat juffie haar pols heeft gebroken omdat ze struikelde over het been van een van de wildebrassen. En dat MJ altijd stiekem naar haar kijkt. Maar hij is echt niet verliefd op haar. Echt niet. ‘Hij is druk hoor mam. En stout-achtig.’

 

Was ze gepest? Heeft iemand je geduwd? Heeft er iemand…?

 

Een paar maanden geleden zaten we ineens samen op de vloer van de badkamer. Er was iets. Maar zeggen wilde ze het niet. Was ze gepest? Heeft iemand je geduwd? Heeft er iemand…? Ik moét het weten en eis een antwoord. Dan huilt ze heel, heel hard. Er zijn kinderen die Flo pesten. Ze perst de woorden tussen haar huil-uithalen door. Ik til haar op en ineens vindt mijn liefde ons verstrengeld op de marmeren vloer.

 

Nu is het een zonniger avond. Of haar nachtjapon uit mag. Het is veel te warm. Ze kruipt naast me. Haar blonde haar is alweer veel te lang geworden. Haar lijfje olijfbruin. Flo is naast ons in slaap gevallen en legt in haar slaap haar hoofd op de buik van Bel.

 

‘Mam?’ vraagt ze. ‘Je mag dit niet vertellen.’ Ik knik en denk; over opschrijven heb je niets gezegd. ‘Er zijn jongens die soms onaardige dingen zeggen over Flo. Op het schoolplein.’ Wat ze dan zeggen, wil ik weten. En wie het zijn. En wat ze daar dan op antwoordt. ‘Ik ken ze niet mam. En als ze iets zeggen, ren ik maar weg.’ Maar wat zeiden ze dan? Ik wil het weten. ‘Dat ik een stomme zus heb?’ Ik bedenk alle dingen die ze zou kunnen zeggen en net als ik mijn rijtje wil opsommen, vervolgt ze. ‘Maar toen was J. daar. Je weet wel, die ik soms zo irri vind en die zo vaak naar me kijkt. Weet je wat hij zei?’ Ik wil alles weten. ‘Dat ze hun kop moesten houden. En toen renden ze weg.’

 

Als ik de volgende dag de klas inloop, heb ik toch zin om J. een ontzettende high five te geven. Maar ik heb een belofte afgelegd aan mijn liefste dochter en bovendien zou hij het verre van cool vinden dus laat ik het maar. Maar een appje aan zijn moeder sturen en haar bedanken voor haar opvoeding, dat mag dan toch vast wel?

 

Door: May-Britt Mobach

Afbeelding van May-Britt Mobach