Kerst: klaar met gestrompel op mijn tandvlees

 

1990: het kerstspel, opgevoerd door kinderen, was destijds in de houten kapel in ons Groningse dorpje altijd een hoogtepunt. Wij, de ouders, regelden de gang van zaken.

 

Toen ik aan de beurt was voor de regie van het kerstspel, moest ik a) de rollen verdelen b) ruzie voorkomen, omdat iedereen de rol van de ander wilde, c) de kledij voor mijn eigen kinderen in elkaar fietsen, d) een maandlang oefenen met het gespuis. Mijn oudste was een Chinees kind, de middelste een wijze uit het oosten en de jongste had ik tot schaap gebombardeerd, omdat hij nog niet kon lezen. De generale repetitie was een nachtmerrie. De allerliefste Maria (vijf jaar) moest huilen omdat er geen kind in de kribbe lag en ze was toch móeder? De wijzen uit het oosten stonden suikerklontjes te bietsen in het keukentje van de kapel. Jozef en de herders renden met collectezakken op hun hoofd de bloemschikkende moeders omver. De piano was vals, zo jammerde de pianist. Hij belde zijn neef de pianostemmer. Die kwam. En ik rukte Jozef en de herders, nog steeds met die collectezakken op hun hoofd, bij hem vandaan. Al meetrommelend op de toetsen meenden ze in die man een gelijke gevonden te hebben, qua niveau. Kapot was ik na die middag.

 

’s Nachts fröbelde ik (heel rare) oren aan het schapenpak van mijn jongste zoon, plakte een Chinese hoed voor dochter en fabriekte een tulband voor oudste zoon. Tijdens de uitvoering liep alles boven verwachting goed. Maar het wachten bij de kribbe en zich koest houden viel het schaap lang. Ik stond in de coulissen te souffleren. Een onderdrukt gelach. Het schaap gaf de babypop in de kribbe een enorme lik. En nog veel meer natte likken, toen er harder werd gelachen. Gelukkig, het slotlied. Na het laatste akkoord viel er een ontroerde stilte, waarvan het schaap gebruik maakte om een langgerekt ‘bèèèh!’ te laten horen.

Je bent schaap of je bent het niet. Na dit kerstfeest moest ik een diner op tafel toveren. Gevloerd was ik.
 

Nu gaat het allemaal veel relaxter. Ik heb nog geen boodschap gedaan, maar hoe moeilijk is het helemaal? Die stoofperen zijn het werk niet. De aardappelpuree ook niet. Het vlees is besteld. Het dessert wordt verzorgd door mijn kleindochters. Die kunnen dat, 10 en 11 jaar oud. Ik liet afgelopen zaterdag vallen dat het toetje ijs met rode bosvruchtensaus zou worden. ‘Omááá!’ joelden ze. ‘Het is 2018 hoor, dat kan echt niet meer! Wij doen het wel.’ Nou ja zeg, sinds wanneer is ijs met rode saus ouderwets? Maar tijden veranderen en ik delegeer van harte. Het is klaar met dat gestrompel op mijn tandvlees.

Door: Wieke Biesheuvel

Wieke Biesheuvel werkte en woonde zes jaar in Zambia, is nu voorgoed terug en probeert het Nederlandse leven weer onder de knie te krijgen. Waarbij ze beurtelings verbaasd, boos, dolgelukkig, verward of blij is.

Afbeelding van Wieke Biesheuvel