Kermis in de stad

 

Het is kermis in Haarlem. Ik zie het al als ik nog vlug voordat de school uitgaat richting Studio LM in de Zijlstraat fiets om daar een zomerjurkje op te halen. 

 

 

 

Zo’n kermis zoals je hem uittekent. Met een Oudhollandse suikerwarenkraam, een schiettent, het onvermijdelijke reuzenrad waarmee je, dat weet ik van een vorige keer, tot aan de windmolens van Wijk aan Zee kunt kijken. En o ja, een achtarmige octpous met karretjes die alle kanten opdraaien. Het motto van de jongens van deze attractie lijkt ‘het is pas een goede rit als iedereen er groen en geel of krom van de misselijkheid uit komt’.

 

We moeten ernaartoe, zoveel is duidelijk. Maar wanneer? Woensdagmiddag krijgt de meeste stemmen. Flo is vanwege een studiedag van de juffen een halve dag vrij, Iggy heeft alleen paardrijden tot twee uur en Bel is, na een prestatiemarathon van twee proefwerken en een mondeling Engels, vanaf dat tijdstip ook vrij als een vogel. Woensdagmiddag zal het zijn.

 

Als ik neergeploft op de bank naar Nine Perfect Strangers (een aanrader trouwens) kijk, appt middelste meisje me: euh, mam, ik wil misschien morgen met vriendinnen. Ik antwoord dat het natuurlijk helemaal oké is, hoe meer, hoe gezelliger. Weer een app: Maar mam, ik bedoel eigenlijk: alleen met mijn vriendinnen. Vind je dat ook goed?

 

Natuurlijk vind ik dat goed. Maar is het dan niet erg als ik daar ook ben, vraag ik weer. Kan me voorstellen dat je als dertienjarig meisje liever anoniem alleen tussen de suikerspinnen wil zwieren dan dat je de kans loopt je moeder en je malle zusje tegen te komen.
Weer een appje: Natuurlijk niet, mam. Maar wij gaan wel echt alleen.

 

Vlak voor vertrek tref ik haar en vriendin G. nog net. ‘Snoep niet teveel’, slik ik net op tijd in en vervang ik voor een ‘Geniet ervan, jullie hebben het verdiend’ en daar klikt de deur in het slot.

 

Ik hijs Flo op de tandem en kijk tijdens de tocht over mijn schouder of Iggy en haar vriendinnetje R. nog achter me fietsen. We zwermen door de straatjes tot we onze fiets toevoegen aan een kudde fietsen in alle soorten die Haarlem rijk is. Bakfietsen, moederfietsen met mandjes, elektrische fietsen voor de verwende middelbare scholieren en onze trouwe tandem die ik aan het begin van de pandemie voor een zacht prijsje overnam van een blinde meneer uit IJmuiden.

 

Iggy en haar vriendin zien de octopus en weten wat er bovenaan hun kermis-afvinklijst staat: dit. Ik duik de rij in terwijl Flo steeds een stapje naar achter zet als een wagentje haar richting op dendert. Daar gaat ze niet in, dat ik dat even weet. Wel wil ze wijzen naar Iggy en R., en zwaaien. Maar zelf, no way.

 

Terwijl ik al snuffelend naar mijn kleine meisje kijk, tikt er iemand op mijn schouder. Middelste meisje. ‘Hoi mam, hoe gaat het?’ Ik kan Flo niet verbieden haar zus te volgen dus als Bel weer in de menigte verdwijnt, duikt ze achter haar aan. Dat ze niet in ‘die enge achtbaan’ durft, vertelt ze haar zus. Die zegt dat ze dat begrijpt terwijl ze mijn ogen zoekt. Er is iets verderop een soort spookhuis/lunapark waar je zelf doorheen moet lopen. Zal ze Flo daar mee naartoe nemen? ‘Ik denk dat ze dat wel durft’, knikt ze me toe.

 

Als Iggy en R. toevallig onder het lunapark eendjes willen hengelen, gluur ik tussen de te winnen knuffels en ballonen naar de lunapark-balustrade waar ik Flo, Bel en haar vriendinnetje over zie lopen. Ik zie hoe Bel haar bijzondere zus als een fijnbesnaarde dirigent de juiste kant op beweegt, haar stimuleert en trots beloont als ze het hele parcours heeft afgelegd. Geen schaamte, geen ongemak, niets.

 

Als Flo later haar angst heeft overwonnen en ik Bel, haar vriendin en Flo met z’n drieën in zo’n doodeng octopus-wagentje door de Haarlemse lucht zie vliegen, bedenk ik dat het waar is wat ze zeggen: als je zand soepel in je hand houdt, in plaats van het stuk te knijpen uit angst het te verliezen, blijft het bij je. Waarvan bewijs nummer zoveel vandaag maar weer geleverd is.

 

 

 

Door: May-Britt Mobach

Afbeelding van May-Britt Mobach