Ingrid werkte vroeger in een tehuis voor ongehuwde moeders

 

‘Ik word nog wel eens wakker van het bijna dierlijke gejammer, het hartverscheurende gekrijs. Hun baby vasthouden was taboe. Die moeders kregen levenslang, want zouden het verdriet nooit meer te boven komen.’

 

 

‘Als vroedvrouw werkte ik begin jaren zestig in een tehuis voor ongehuwde moeders. Het was een paar jaar na de introductie van de adoptiewet – de wet die adoptiekinderen in Nederland dezelfde juridische status verschafte als biologische kinderen. Ik dacht dat ik er goed aan deed ongehuwde moeders te helpen hun baby op de wereld te zetten. Als ik had geweten waar ik ‘ja’ tegen zei, was ik er van mijn leven niet aan begonnen.’

 

‘Ik kan niet ontkennen dat ik destijds met eigen ogen heb gezien dat er druk werd uitgeoefend op ongehuwde moeders om hun baby af te staan, maar ook ik was ervan overtuigd dat dit de best mogelijke optie was. Het ging vaak om tieners nog. Zwanger geraakt en daarna de deur uitgezet om de baby elders te baren en er met geen mens over te praten. Die meisjes zaten de laatste maanden van hun zwangerschap bij ons uit. Wachtend op de bevalling. Sommigen mochten daarna terug naar huis. Anderen kwamen er thuis nooit meer. De schande was ontiegelijk.’

 

‘Voor de bevalling waren de meeste moedertjes nog redelijk meegaand. Ze wisten immers niet wat hun te wachten stond op het moment dat ze hun baby zouden horen huilen. Hadden geen idee van moederlijke oerinstincten. En de nonnen die het tehuis bestierden? Die liepen bepaald niet over van naastenliefde. Integendeel, zou ik zeggen. Als de meisjes hun kind wilden houden, zo werd hun ingepeperd, dan zou hun leven verwoest zijn. Want wie op deze aarde zou een verdorven moeder met haar bastaardkind nou accepteren? En waar moesten ze van leven?’

 

‘Er werd alles aan gedaan om de aanstaande moeders zover te krijgen afstand te doen van hun kindje, nog voordat het ’t daglicht had gezien. Dat was immers voor iedereen veruit het beste en ‘kom kind, je moet al dankbaar zijn dat wij je überhaupt willen helpen’. Meteen na de geboorte werd het kindje bij de moeder weggehaald. De wanhoop, de paniek, het verdriet van die vrouwen, die meteen na de bevalling van hun baby werden beroofd – mag ik wel zeggen – was onmenselijk.’

 

‘Ik word nog wel eens wakker van het bijna dierlijke gejammer, het hartverscheurende gekrijs. Hun baby vasthouden was taboe. Even, heel even mochten ze ernaar kijken. Ze zagen nog net of ze een jongetje of een meisje hadden gebaard. Daarna werd de baby in doeken gewikkeld en afgevoerd. Die moeders kregen levenslang, want zouden het verdriet nooit meer te boven komen. En de kinderen? Sommigen zaten een jaar in een tehuis voordat ze werden geadopteerd. Je wilt niet weten hoe het er daar aan toe ging en ook niet hoe verkeerd sommige kinderen daarna terecht zijn gekomen. Ik verwijt me zelfs nog bijna elke dag dat ik hoe dan ook toch heb meegewerkt aan deze misstanden. In die zin heb ik ook levenslang.’

 

 

‘Misschien heb je dit artikel al eerder gelezen op Franska.nl. Omdat we blijven groeien willen we deze mooie verhalen ook graag delen met onze nieuwe lezeressen.’

 

Ingrids naam is vanwege privacy gefingeerd. Haar echte naam is bekend bij de redactie.

 

Moet jou ook iets van het hart en wil je dat (anoniem) met ons delen? Stuur dan een mail naar info@franska.nl onder vermelding van ‘Dit moet ik even kwijt’.

Door: Redactie Franska.nl

Afbeelding van Redactie Franska.nl