‘Ik kan niet weg, ik durf het niet’

 

Als Anita om zich heen kijkt ziet ze dat ze eigenlijk een heerlijk leven heeft. Maar het voelt niet zo. Het liefst wil ze weg. Maar ze kan niet weg, ze durft het niet.

 

 

‘Ik zit buiten op mijn terras en kijk uit over een zee van groen. De tuin is in deze periode van het jaar op zijn mooist. Hier en daar heb ik wat rode kerstslingers rond een bloempot gedrapeerd om toch het kerstgevoel te vangen, want dat het over twee weken kerst is kan ik maar niet geloven. Hier in Australië is het hoogzomer, en aan kerst in de hitte heb ik nooit kunnen wennen.
 

In gedachten zie ik weer het huis van mijn ouders in de Hollandse winter. Met ijssterren op de ruiten en een grote kerstboom naast de open haard. Buiten was het koud en nat, maar binnen was het warm en gezellig. Zoals kerst zou moeten zijn.

 
Mijn man en ik waren nog piepjong toen we een wereldreis maakten. Eerst naar Azië en vervolgens trokken we een half jaar in een verbouwd busje door Australië. We waren meteen verkocht en maakten plannen om voorgoed te blijven. We hadden in Nederland ons appartementje onderverhuurd en onze banen opgezegd, dus eigenlijk was er niets dat ons tegenhield. Dacht ik.

 
Want hoe langer we in Australië woonden hoe vaker de heimwee zijn netelige kop opstak. Toen de kinderen geboren werden miste ik mijn ouders en zusjes verschrikkelijk. Zij zagen mijn tweelingdochters pas toen ze al konden praten. Dat was nu eenmaal zo. Tickets waren erg duur en Skype bestond nog niet.

 
Maar erg veel tijd om toe te geven aan dat verlangen naar Nederland had ik niet. Mijn man en ik hadden een eigen bedrijf en na de tweeling kregen we nog een zoon. Met een druk gezin en ons werk vlogen de jaren voorbij. Af en toe vlogen we voor twee weken naar Nederland en dan genoot ik intens van de Hollandse kneuterigheid en het weerzien met mijn ouders en mijn zussen. 

 
De afgelopen jaren vond ik het steeds moeilijker om terug te gaan naar huis, naar Australië. Mijn ouders weden hulpbehoevend en ik stapte vaak bang het vliegtuig in. Bang dat het afscheid definitief was, dat het de laatste keer was dat ik ze levend zag. Ik voelde me dan erg schuldig naar mijn zussen omdat ik de mantelzorg aan hen over moest laten en ik vanaf de andere kant van de wereld niets kon betekenen. En de heimwee begon weer aan me te vreten.

 
Dit jaar zette corona ook mijn leven op zijn kop. Ondanks de strenge lockdown werd mijn man toch ziek en na een verschrikkelijke periode in het ziekenhuis moest ik afscheid van hem nemen. Het voelt nog steeds heel onwerkelijk, alsof ik in een nachtmerrie zit. Maar iedere ochtend word ik wakker naast een koude lege plek in mijn bed. Het is dus echt zo. Hij komt niet meer terug.

 
Gelukkig zijn mijn kinderen heel lief voor me, maar zij hebben het druk met zichzelf. Inmiddels hebben ze allemaal een eigen gezinnetje en leven ze hun eigen leven. Maar dat van mij is met een harde klap tot stilstand gekomen. Mijn zoon heeft het bedrijf overgenomen en eerlijk gezegd ben ik blij dat ik daar geen rol van betekenis meer hoef te spelen. Ik heb er de energie niet voor en het is te pijnlijk omdat ik mijn man ook daar zo moet missen.

 
Als je me nou vraagt wat ik het liefste zou willen dan durf ik dat eigenlijk niet hardop te zeggen. Ik zou zo graag voorgoed naar huis willen, terug naar Nederland. Naar mijn oude ouders en mijn zussen. Naar het land waar ik ben opgegroeid en wat ik steeds meer begin te missen. Zo erg dat het af en toe pijn doet.

 
Maar ik kan niet weg, ik durf het niet. Niet vanwege het coronavirus dat de wereld in zijn greep houdt, maar omdat ik dan mijn kinderen en kleinkinderen moet achterlaten. Dit leven in twee werelden is een verschrikkelijk gevoel waar ik me helemaal geen raad mee weet. Ik kom er maar niet uit. Wat moet ik doen?’