Hoe mijn buren MIJ tot waanzin drijven

 

Ik had (dat leg ik later uit) prima buren. Een stel van eind dertig, begin veertig, met een dochtertje van twee jaar oud.

 

Om ze nu vrienden te noemen, nee. Het zijn niet echt ‘mijn soort mensen’, maar ik vond ze ook niet echt vervelend. Af en toe een praatje over de schutting en een hallo en dag bij de voordeur waren voldoende. Maar toen kwam corona. In mijn ogen een nog groter monster dan het virus van zichzelf al is. En wel hierom.

 

Al voor de coronacrisis begon was het plan van de buren om een opbouw op hun huis te plaatsen en te gaan verbouwen. Dat kwamen ze keurig netjes melden. Helemaal prima natuurlijk. Ik snap goed dat je wat meer ruimte wilt, wij hebben dat zelf immers ook. En zo gebeurde het dat een dag nadat we in lockdown moesten er pontificaal een container voor de deur werd gezet en ze begonnen met slopen, sjouwen, opbouwen, zagen, boren, drillen en weet ik wat al nog meer.

 

Normaal gesproken is dat niet zo’n probleem, als je zelf veel op kantoor zit en de kinderen naar  school gaan. Maar nu we met het hele gezin noodgedwongen thuis zitten kunnen we vanaf half acht ‘s ochtends de hele dag meegenieten. En niet alleen van het getril en lawaai, ook van het zaagsel en bouwstof dat ons om de oren vliegt en hier naar binnen waait, en de stukjes piepschuim die bij ons in de tuin vallen en waar de jongste bijna in is gestikt (want die stopt alles nog in zijn mond). Plus het schelle geluid van de radio van de bouwvakkers dat bij ons in de achtertuin te horen is, inclusief flauwe grappen. Daar komt bij dat de buurman klusdyslectisch is én twee linkerhanden heeft – en dus totaal geen idee heeft wat ze eigenlijk met zijn huis doen – en zijn aannemer iemand is die, laat ik het even netjes zeggen, zich er nogal makkelijk van af maakt. Ik heb hem nu al drie keer gewezen op een grove fout. Dus naast thuisonderwijzer, moeder en werknemer ben ik ook bouwopzichter. O en psycholoog, want als ik de buurman aanspreek over een fout van de aannemer, gaat ie telkens bijna huilen dat ie het zo zwaar heeft en druk en totaal geen verstand van klussen en bladiebla. Dat vind ik dan toch weer zielig en dan sta ik zo weer een kwartier bij de voordeur te sussen en te troosten – alsof ik nog niks te doen had. Dat het vast prachtig wordt en dat het allemaal wel goed komt (en of ie gvd even dat zaagsel kan opvegen!!).

 

Ik zou mezelf omschrijven als iemand die zich van nature niet zo snel druk maakt om dingen. Maar ik kan niet meer om mijn buren heen. Gek word ik van ze. Kijk, ik kan het ze natuurlijk niet kwalijk nemen dat ze hun verbouwing door laten gaan. Ook nu de hele buurt thuiszit en vijf dagen per week mee kan genieten van de zooi en herrie. Nee, dat stond natuurlijk allang gepland. Maar alles eromheen maakt het zo ontzettend ergerlijk. Ze drijven me tot waanzin. Probeer ik in de werkkamer te werken, word ik weggedrild door wat ze schuin boven mijn hoofd aan het bouwen zijn. Beneden werken is geen optie want daar spelen mijn eigen kinderen of maken ze hun huiswerk. In de tuin dan maar. Als ik me heb geïnstalleerd gaat bij de buurvrouw een beltoon af via haar computer. Als klap op de vuurpijl heeft zij besloten haar werkvergaderingen voortaan maar in de tuin te houden. Zonder oortjes in. Ja, zij kan binnen natuurlijk ook niet fatsoenlijk werken door de herrie van de door haar zelf ingehuurde bouwvakkers.

 

En zo komt het dat ik sinds corona ook nog eens kan meegenieten met de ambtenarenpraatjes van mijn buurvrouw. Inclusief voorstelrondes (‘Hoi ik ben Ineke, 59, ik werk hier al 23 jaar en mijn hobby’s zijn kraanvogels vouwen en wandelen’), oeverloos geouwhoer, collega’s die hun webcam niet aankrijgen of waarvan het geluid steeds wegvalt (‘Ton, we horen je niet meer!’), dossiers die kwijt zijn en getouwtrek om geld (wat mij redelijk geheim lijkt maar de hele straat dus nu weet). Ik heb al een paar keer gevraagd of ze misschien oortjes in kan doen of haar volume iets minder hard kan zetten, maar oortjes heeft ze niet en aan een kant is ze slechthorend. Dus nee, het geluid kan echt niet zachter want dan kan ze haar collega’s niet meer verstaan. Binnen gaan zitten videobellen met kantoor vindt ze echt geen optie met dit mooie weer. ‘Ik heb toch niet voor niks een huis met een tuin.’

 

Daar komt nog bij dat zij hooikoorts heeft en zich de hele dag een slag in de rondte niest. Ja, sneu voor haar, maar in tijden van corona heb ik ‘t niet meer zo op niezende mensen. En als hij lacht klinkt het alsof er aan de andere kant van de schutting een paard staat te hinniken. En mijn buurman lacht nogal veel. Zit de werkdag er voor iedereen op, gaan ze gezellig in hun tuin zitten en steken ze de vuurkorf aan (ja, dat oude hout moet blijkbaar verbrand), klimt hun dochtertje op een roestige, piepende schommel en luisteren ze net iets te hard naar hun eigen muziek (van die yogamuziek). Ik kan dus ook niet eens meer normaal op een yogamatje liggen zonder aan mijn buurman te denken. Noem me een aansteller, maar ik kan er dus écht niet meer tegen. Nog één spijker die in de muur wordt geslagen hiernaast, één ringtoon die afgaat, één keer niezen, een hinnik of één onnozele opmerking over de verbouwing van de buurman en ik ga gillen. En slaan. Nee hoor, dat laatste is natuurlijk een grapje. Verhuizen dan maar?