Hoe belangrijk wil je zijn?

 

Mag je eindelijk weer een beetje socializen, kom ik háár tegen op straat.

 

 

‘Hé, hallo, hoe is het met je? Nog steeds aan het schrijven?’

 

‘Jazeker. En jij? Nog steeds in het ziekenhuis aan de slag?’

 

‘Ja, hè, hè, waarom zou ik niet meer in het ziekenhuis werken?’

 

‘Nou, misschien om dezelfde reden waarom ik niet meer zou schrijven?’

 

‘Nee, joh. Wat ik doe is een échte baan, hè!’

 

‘O, zó bedoel je. Nou, ik neem dus maar aan dat je niets van me leest.’

 

‘Nee, meid, daar heb ik echt geen tijd voor hoor. Hoe waren je paar daagjes weg om je verbouwing te ontlopen?’

 

‘Huh, hoe weet jij dat nou? Daar heb ik over geschreven in een column. Verder heb ik daar niemand nog iets over verteld!’

 

‘O, sorry, dan heb ik dat misschien toch per ongeluk in een column gelezen. Dat kan hoor. Soms, héél soms, kijk ik weleens op internet, en dan kom ik je tegen bij van die bladen en zo. Maar alleen als ik écht niks te doen heb, want eigenlijk ben ik er niet zo van.’

 

‘Aha, ik begrijp het. Maar als je Franska.nl leest dan weet je dus hoe die paar dagen in dat huisje zijn verlopen. Toch?’

 

‘Ja, ik denk het wel. Was niet zo geweldig, hè?’

 

‘Zoiets, ja. Hoe is het met je kinderen? Alles nog gezond?’

 

‘Ja hoor, alles gezond. Mijn jongste loopt nu ook stage bij ons in het ziekenhuis. Ze gaat echt als een speer.’

 

‘O, wat leuk! Wil ze de verpleging in?’ 

 

‘Nee, ik denk eerder dat ze de managementkant op gaat. Die wordt straks onze directeur! Let maar op!’

 

‘Ja, is ook belangrijk natuurlijk. Dus ze loopt nu stage op kantoor?’

 

‘Nee, ze zit nu nog even bij de schoonmaakploeg. Je moet onderop beginnen, hè. Moest ik ook voordat ik aan de slag kon als gastvrouw. Maar ze zeiden van de week wel tegen haar dat ze zó veelbelovend was dat ze vast snel gevraagd zou gaan worden voor een positie van hogerhand.’

 

‘Voor een positie van wát?’

 

‘Ja, nou ja, of hoe heet dat? Een heel belangrijke functie, zeg maar. Net als ik nu heb. Zo stom dat jij jaren geleden bij ons bent weggegaan. Anders had je nu misschien ook wel een goede baan gehad.’

 

‘Maar ik heb een heel fijne baan, hoor. Of het belangrijk is wat ik doe, dat weet ik niet, maar ik vermaak best veel mensen, dus ik voel me zeker niet nutteloos. En ik krijg er nog voor betaald ook!’

 

‘O, echt?’

 

‘Ja! Verbaast je dat? Dacht je dat ik ook vrijwilligerswerk deed?’

 

‘Ja, weet ik eigenlijk niet. Toen je nog in het ziekenhuis werkte, volgde ik je altijd op Facebook. Maar daar kom ik nu nooit meer. En lezen doe ik dus niks van je, omdat het niet helemaal mijn smaak is wat jij schrijft.’

 

‘Ja, dat kan natuurlijk. En een goede reden om het dan ook niet te lezen.’

 

‘Weet je wie ik wel heel leuk vind schrijven? Wie het wél heel goed kan?’

 

‘(Slik) Nee… vertel.’

 

‘Die dinges van dat boek over…’ (En dan noemt ze een boek dat ik heel goed ken.)

 

‘Ja? Vind je die wel leuk?’

 

‘Ja, zij kan het écht! Haar laatste boek vind ik echt briljant.’

 

En ik lach. Weet zij veel dat ik dat ook ben. 

 

En dan kap ik het gesprek af, want ik moet nog naar mijn vrijwillige job als mantelzorger. Het heeft geen titel, het betaalt niks, en ik loop er ook niet mee te koop. Maar dat neemt niet weg dat ik het als een van mijn belangrijkste bezigheden van dit moment zie, en dat ik er ongelooflijk trots op ben dat ik dat kán en mág doen.

 

En ik hoop maar dat mijn zorgbehoevende dierbare zich daardoor realiseert hoe belangrijk ze is.

 

 

 

Door: Tineke

Tineke is schrijfster van de boeken “Toch?” en “Stof Genoeg” en ze blogt ook zo nu en dan. Ze woont op het platteland met één (leuke) man, twee (lieve) kinderen, drie (onbespeelde) muziekinstrumenten, vier (wisselende) mantelzorgprojecten, een (bijna) vijfde boek, haar zesde (luie) kat, en (dus) ongeveer zeven muizen.

Afbeelding van Tineke