Het leed dat hospiteren heet

 

Mijn vriendin had haar wanhopig proberen te overtuigen dat ze allesbehalve een grijze muis was.

 

 

 

Mijn vriendin barstte in tranen uit toen ik vroeg naar haar dochter. Vol goede moed was haar meisje een maand geleden naar de studentenstad vertrokken. Euforisch had ze de eerste dagen van de kennismakingstijd met haar ouders aan de telefoon gehangen. Ze was verliefd op de stad waar je geen fiets nodig had, waar de kroegen tot diep in de nacht open waren, waar het bruiste van het studentenleven. Alles had haar aan het jubelen gemaakt. Tot haar grote opluchting was ze, anders dan meer dan 100 leeftijdgenoten, ingeloot voor dezelfde studentenvereniging waar haar ouders elkaar 30 jaar geleden hadden leren kennen. Ze stuiterde van energie en levenslust.

 

Een paar weken later was er weinig meer over van die hallelujastemming. De ontgroening was het probleem niet, die was haar dik meegevallen. Blijkbaar had alle negatieve publiciteit van de afgelopen jaren eindelijk een gezonde hervorming teweeggebracht. Van die absurde taferelen of dat huiveringwekkende seksisme waar de media bol van had gestaan, had ze niks gemerkt.

 

Waar ze veel meer last van had, was de zogenaamde huizencultuur, die in eerste instantie juist een van de grootste plussen van lid worden had geleken. Lidmaatschap van de vereniging gaf een ingang tot het bemachtigen van een kamer. Veel van de leden wonen samen in een huis en zoeken na de kennismakingstijd nieuwe huisgenoten. Via het systeem van hospiteren, waarbij de nieuwe studenten uitgenodigd worden om tijdens een borrel langs te komen, proberen beide partijen te kijken of er een klik is. In een ideale wereld zou het tenminste zo gaan. De realiteit is een stuk minder gezellig of gelijkwaardig. Eerstejaars zijn kwetsbaar en natuurlijk veel onzekerder dan de jongens en meisjes die als groep al hoog en droog samen in dat huis wonen. Probeer maar eens je leukste kant te laten zien en tegelijk niet al te gretig over te komen als je al een keer afgewezen bent na zo’n kennismakingsrondje. In een paar dagen tijd had de dochter van mijn vriendin wel twaalf huizen bezocht, steeds had ze ernaast gepiest.

 

Ze snapte het wel, had ze haar moeder huilend aan de telefoon verteld. Ze was totaal verkrampt geraakt, had niets meer weten te vertellen tijdens zo’n borrel. Steeds stiller, steeds zenuwachtiger was ze geworden. Wie wilde er nou zo’n suffe grijze muis?

 

Mijn vriendin had haar wanhopig proberen te overtuigen dat ze allesbehalve een grijze muis was. Dat ze altijd vol initiatief had gezeten, niet voor niets zoveel leuke vrienden had weten te maken tijdens haar middelbareschooltijd, zomers achter elkaar een graag geziene instructeur op de zeilschool was geweest. Maar haar kind kon het niet horen. Feit bleef dat geen huis haar leuk genoeg had gevonden om haar op te nemen.

 

Dat betekende niet alleen dat ze nu geen woonruimte had, maar dat ze gestigmatiseerd was. Wie niet leuk genoeg was om in een huis te worden gevraagd, was ook minder aantrekkelijk om een club mee te vormen. Zo had de huizencultuur ook invloed op de jaarclubcultuur, waar eenzelfde dynamiek van profileren en kiezen bestond.

 

Het hart van mijn vriendin bloedde. Ze voelde zich ellendig en schuldig. Had ze haar dochter moeten afraden om zich aan te melden bij deze vereniging? Ze had deze verhalen al eerder gehoord, maar kon uit haar eigen ervaring helemaal niet relateren aan dit soort pijnlijke toestanden. Gemeen, oneerlijk, hartvochtig vond ze het, en ik kon alleen maar met haar meeknikken. Haar dochter zou haar draai vast en zeker gaan vinden, met of zonder huis of club. Maar het had geen zin om dat te zeggen. Want mijn vriendin kon het niet horen, net als haar dochter geen verlichting vond bij de goedbedoelde troost van haar moeder.

 

‘Iedereen heeft recht op zijn eigen portie ellende, al was het maar als levensles,’ zei een oud-collega ooit, iemand die in leeftijd en wijsheid op mij voorliep en aan wie ik me graag optrok.

 

Als mijn vriendin en haar meiske door zijn naar de volgende fase, zal ik die woorden eens herhalen. Maar nu nog even niet.

Door: Esther Goedegebuure