Heimwee in de HEMA

 

In de Hema, op zoek naar de kaarsjes voor op de taart voor de zoon die 21 zou worden, liep ik regelrecht in de fuik die babykleertjes heet.

 

 

 

Voor ik het wist, aaide ik zo’n pakje met sokjes die altijd veel te groot zijn voor die marsepeinen voetjes van het pasgeboren popje. Met mouwen die slobberen om de handjes waar die wonderlijk lange vingertjes aan vastzitten. Ik begaf me in een gevaarlijke zone in het warenhuis, niet alleen omdat ik er automatisch in truttige verkleinwoorden ging denken, maar ook omdat ik wist dat de heimwee naar de vervlogen jaren een extra zwieper zou krijgen.

 

Wat niet hielp was dat net op dat moment Birdy’s People, help the people uit de luidsprekers schalde. Een nummer dat mijn, op een dag na écht volwassen kind, zo prachtig had gevonden toen het in 2011 uitkwam. Negen jaar was ie en toen al verstand van muziek.

 

God knows what is hiding in those weak and drunken hearts, zong Birdy, terwijl het kippenvel zich een weg baande over mijn ledematen.

 

Ja, God wist het ongetwijfeld, maar in mijn geval toch ook nog een hoop anderen. Mijn weke hart is niet bepaald een geheim en ik doe er ook geen enkele moeite voor het te verbergen.

 

And if you’re homesick, give me your hand and I’ll hold it. Birdy weer, met een voltreffer in dat melancholische gemoed. Ik streek nog een keer over het velours van zo’n kaboutertruitje maat 50, slikte, huiverde eventjes en slofte dapper door naar de feestartikelen. Daar hingen alle getallen in kaarsvet gegoten behalve de 1. Nu de bestseller onder de taartkaarsen was uitverkocht kon ik dus geen 21 op die taart zetten. Dan maar een kant en klare Happy-Birthday-kaars.

 

Voor de verjarende zoon was het sowieso allemaal niet nodig. Die wilde niks. Geen feest, geen familiebezoek, geen poespas. Hij zat midden in zijn tentamens en kon er geen afleiding bij gebruiken. Dat tegenwoordig zo populaire 21-diner wilde hij doorschuiven naar de zomer. Maar eten moet een mens hoe dan ook, dus onder dat mom had ik hem mijn hol in weten te lokken. Ik was de markt afgestruind voor delicatessen om er toch iets feestelijks van te maken en nu stond ik dus een beetje de memory lane af te dalen in de Hema.

 

In de rij voor de kassa dacht ik aan de avond die vooraf was gegaan aan zijn geboorte. De weeën waren al ruim een etmaal op en af langsgekomen, met wonderlijke pauzes tussendoor. In die windstille periode was de aanstaande vader van lieverlee maar gaan koken. Indische gehaktballen, waarvan de geur me tot waanzin had gedreven. Na dagen ploeteren was de stamhouder met een spoedkeizersnede ter wereld gekomen. Zijn lage apgarscore bracht hem naar de couveuse waardoor ik de eerste dagen alleen op een verdrietig kamertje op een andere afdeling lag, met slechts een polaroid van mijn boreling op het nachtkastje naast me.

 

Niet alleen mijn zoon verdiende een feestelijk moment vandaag, ik had er zelf ook recht op.

 

Tenslotte was ik 21 jaar moeder. Mijn luciferpopje uit de couveuse was een grote sterke beer geworden. Hij stond weliswaar al een paar jaar op eigen benen; officieel was hij sinds zijn achttiende al gerechtigd om te stemmen, om drank en wiet te kopen, een bankrekening te openen, geld te lenen of zelfs minister-president te worden. Het enige dat nu met 21 wettelijk veranderde is dat zijn vader en ik niet meer verplicht zijn om voor hem te zorgen. Maar daar heb ik natuurlijk geen enkele boodschap aan. Zorgen zal ik, zo lang en zo veel als dit kind het toelaat. En wie weet sta ik over tien jaar wel zo’n babypakje af te rekenen, voor zijn nakomeling. Het leven zit ook nog vol beloften tenslotte.

Door: Esther Goedegebuure