Een warenhuis binnenlopen was vroeger een groot probleem voor Betsie
‘Het was een ziekte.’
‘Het was vroeger een levensgroot probleem voor me. Het was een ziekte. Ik kon geen warenhuis inlopen zonder iets in mijn zak te laten vallen. Dat begon toen ik best nog wel jong was, een jaar of negen of tien. Toen pikte ik een gummetje of een pennetje, zoiets. De waarde van mijn buit maakte me niet echt uit, daar kwam ik al snel achter. Het was de kick, mijn hart dat op hol sloeg als ik door de deuren naar buiten liep en de euforie als het gelukt was. Vaak was wat ik had gejat zo waardeloos dat ik het op straat al in de eerste de beste prullenbak gooide. Ik wist dat het fout was. Nogal wiedes dat ik dat wist. Van het idee om gepakt te worden kon ik ongeveer nachtmerries krijgen. Daarom nam ik me elke keer voor dat het de laatste keer was geweest.
Op de dag dat ik werd gepakt had ik voor het eerst iets van kleding gestolen. Een prachtig truitje dat zo duur was dat ik het niet had kunnen dragen als ik ermee was weggekomen. Op het moment dat ik richting de draaideuren liep werd ik al door een bewaker aangehouden. Of ik even mee wilde komen, vroeg hij nog heel vriendelijk. Toen ik mijn tas open moest maken hing ik. Ik kreeg een aantekening en een waarschuwing. Omdat ik nog zo jong was (veertien destijds) en omdat ik had gelogen dat ik nog nooit eerder iets had gestolen – ‘nee echt niet meneer, u moet me geloven’, zouden alleen mijn ouders worden ingelicht en zou de politie erbuiten worden gelaten.
De schok en de schaamte waren zo groot dat het daarna minstens een jaar afgelopen was. Toen begon het weer te kriebelen. Het begon redelijk onschuldig met een chocoladereep bij de supermarkt. Daarna nog een keer snoep en toen was de verslaving weer terug. Steeds vaker, steeds risicovoller, steeds duurdere items. Op mijn twintigste was ik al vier keer opgepakt en was ik al een bekende van de politie. De agente die me de laatste keer ondervroeg legde me uit dat ik ziek was en dat ik hulp moest zoeken. Ze zei ook dat ik echt niet de enige was die aan die ziekte leed.
Na vijftien therapiesessies voelde ik me genezen. Dat was ik ook, zo zou blijken, want ik jatte jarenlang helemaal niets meer en voelde zelfs niet meer de aandrang ertoe. De komst van de zelfscankassa veranderde dat. Toen ik merkte dat ik een artikel was vergeten te scannen – écht vergeten – maakte diezelfde rare opwinding zich weer van me meester. Twee keer kreeg ik controle en was alles in orde. Toen een keer niet – de Parmezaanse kaas was niet gescand. ‘Kan gebeuren’, zei de supermarktmedewerkster heel vriendelijk. Dat zei ze na een week of wat weer toen ik had gerommeld met een aanbieding waarbij ik een duurdere variant bij de goedkopere ‘2 voor de prijs van 1’ had gelegd.
Daarna voelde ik me zo slecht dat ik weer een afspraak maakte met een professional. ‘Eens een junk altijd een junk,’ zei die. ‘We lappen je wel weer op hoor.’ Inderdaad ben ik weer genezen en kan ik weer naar de supermarkt zonder dat ik in de verleiding kom. Ik ben weer clean. En dat hoop ik heel graag zo te houden.’
Betsies naam is gefingeerd. Haar echte naam is bekend bij de redactie.
Moet jou ook iets van het hart en wil je dat (anoniem) met ons delen? Stuur dan een mail naar info@franska.nl onder vermelding van ‘Dit moet ik even kwijt’.