Anna Maria is 48, moeder van een dochter van vijftien en ze woont in de Randstad. Na twintig jaar strandde haar huwelijk. Op deze plek deelt ze wekelijks haar ervaringen – ook nu het daten weer begonnen is.
‘Ik vraag haar wat ze ervan denkt, mijn moeder. Van de kok en dat hij gisteren als het weerlicht deze kant uit was gekomen en toen zonder problemen weer naar huis was gekacheld. Ze houdt zich op de vlakte. Want weet zij veel wat ze hierop zeggen moet? Ze heeft hem niet eens gezien, weet ik nog? Ze loopt naar haar aanrecht om koffie te zetten – haar favoriete bezigheid. Ouderwetse filterkoffie, niet al te sterk zodat ze er de hele dag door van kan leuten. Mijn dochter komt de keuken inlopen en doet haar oortjes uit. Mijn moeder pakt haar momentje om bij haar te informeren naar de kok. Wat ze van hem vindt en of hij ook wel een beetje aardig is voor haar. ‘Best wel’ en ‘ja eigenlijk wel’ vindt ze van hem.
’s Avonds als we weer thuis zijn, mijn dochter en ik, belt hij. Om te informeren of we goed zijn thuisgekomen en om te zeggen dat hij ook goed is thuisgekomen. Hij zegt dat hij het gezellig vond. Met mij. Fijn kunnen praten, genoeg gelachen, dus wat wil hij nog meer. En weer bekruipt me dat gevoel dat hij niet te dichtbij moet komen. Ik weet niet wat het is maar ergens knaagt er iets wat ik niet kan pakken. Alsof hij mijn gedachten kan lezen zegt hij weer het enige goede dat hij nu zeggen kan. Dat als ik tijd nodig heb, ruimte nodig heb, ik die kan krijgen zoveel en zolang ik maar wil. Dat hij niet uit is op meer dan vriendschap, zegt hij ook. Dat hij eerlijk genoeg is om te durven zeggen dat hij me echt leuk vindt maar dat hij niet uit is op dat ene waar al die mannen wel altijd op uit zijn.
Dus vrienden, oké?
Alles gaat weer stromen, wordt vloeibaar en soepel. Weg zijn alle weerstanden, twijfels en bedenkingen. Een vriend! Natuurlijk wil ik hem als vriend om mee te kletsen en uit eten te gaan en te lachen. Ik zeg hem dat ik hem leuk en lief vind en dat ik zijn vriendschap in dank aanneem. Bij deze! En dat hij gerust weer snel langs mag komen om onze vriendschap te bezegelen. ‘Leuk’, zegt hij en dat hij dat zeker snel zal doen. ‘Een dezer dagen?’ vraag ik. Hij belt me snel, zegt hij. Want snel is vroeg genoeg en we moeten de boel niet overhaasten. Tijd genoeg!’
Benieuwd naar hoe het begon? Lees het hier