Anna Maria is 48, moeder van een dochter van vijftien en ze woont in de Randstad. Na twintig jaar strandt haar huwelijk. Op deze plek deelt ze wekelijks haar ervaringen.

 

‘Ik stoot mijn koffie om omdat ik veel te schielijk naar mijn mobieltje grijp. ‘Shit!’ Ik heb al opgenomen. Hij lacht zonder zijn naam te zeggen. ‘Shit? Heb je nu al genoeg van me?’ Alsof de man meteen bezit van me neemt begin ik eerst te stamelen en daarna te ratelen. Nee, nee, ik heb geen genoeg van hem, ik had al gehoopt dat hij het zou zijn want ik heb zijn nummer nog niet in mijn telefoon staan omdat ik dat nummer dus niet wist en toen ik dit onbekende nummer zag en wilde opnemen stootte ik mijn koffie om dus zit alles onder de smurrie. Maar leuk dat je belt. Leuk!
Drie hele dagen heb ik op mijn telefoon gezeten, wilde ik zelf niet bellen omdat ik bereikbaar wilde zijn voor het geval dat, ging ik slapen met dat ding op mijn kussen naast me en douchen met dat ding op het randje van de wasbak.

 

Hij vraagt hoe het gaat met ‘deze leukerd’. Ik praat nog steeds te snel en mijn stem schiet veel te ver de hoogte in. Mijn collega loopt de kamer uit. Op de gang hoor ik haar lachen, dus ik moet wel heel erg schutteren. Ik schraap mijn keel. Opnieuw. Gewoon opnieuw beginnen met dit gesprek. Adem in, adem uit. Maar dan vraagt hij wanneer hij me weer ziet en dan antwoord ik weer, net zo snel en zonder na te denken en allesbehalve ‘hard to get’ wat ik me nog zo had voorgenomen, dat hij het mag zeggen. Straks? Zei hij straks? Straks als in na het werk en dan een borrel en daarna zien we wel en dat zien we wel met een ondertoontje en een kuchje waar ik het van in mijn maag krijg?

 

Als ik heb opgehangen gil ik even want dat moet, even gillen. Daarna sla ik als een idioot aan het bellen om alles voor de rest van de middag uit mijn agenda te vegen, de oppas te appen, mijn dochter te appen en daarna nog een rondje om mijn bureau te draaien, mijn tas te pakken en de boel de boel te laten. ‘Sorry jongens, ik moet nu echt weg.’

 

Ik ga naar huis, onder de douche, loop met mijn haar te prutsen alsof het mijn bruiloft betreft, sta als een malloot mijn hele lingerievoorraad te passen en daarna de rest van de garderobe. Maak me op, haal alle smurrie weer van mijn hoofd om opnieuw te beginnen en besluit dan, veel te vroeg, om eerst een bel wijn te nemen en daarna alvast naar buiten te gaan zodat ik nog pepermunt kan kopen om niet naar de drank te ruiken en een rondje park kan doen om normaal te worden.

 

Als ik binnenkom zit hij er al. Aan een tafeltje bij het raam. Hij lacht, steekt zijn wijsvinger in de lucht – ‘hé hallo! -, ziet er vreselijk mooi en vreselijk beheerst en kalm uit. Ik voel dat ik bloos, maar het is niet anders.

 

‘Hi leukerd!’

 

‘Hi lekker ding!’

 

 

Benieuwd naar hoe het begon? Lees het hier