Anna Maria is 48, moeder van een dochter van vijftien en ze woont in de Randstad. Na twintig jaar strandt haar huwelijk. Op deze plek deelt ze wekelijks haar ervaringen. 

 

‘En dan opeens valt het kwartje. Door al dat gesteggel over collega P. die weer terug is bij haar man en dat iedereen daar wel iets van vindt, weet ik opeens hoe het zit. Haarscherp zie ik het voor me en zonder te haperen, zelfs bijna zonder adem te halen, hoor ik mezelf zeggen dat het misschien niet eens zo heel erg over die kerel gaat die zij weer terug zou willen, of die ik weer terug zou nemen. Waar het om gaat is een heel leven. Want scheiden is niet alleen geamputeerd worden van de man waar je misschien nog van houdt. Scheiden is niet alleen uitgegumd worden voor een ander en je ego afgefikt zien worden. Scheiden is meer, veel meer. 

 

Scheiden is afscheid moeten nemen van een heel leven. Van alle gewoontes die je samen deelde, alle dingen die je samen bezat en deed en liet en vooral ook al datgene wat je samen wás. Samen was ik dat leuke stel en de ouders van die leuke dochter. Samen hadden we genoeg succes voor dat grote huis en elk jaar skiën met kerst. Samen waren we één-en-één-is-twee, en door te gaan scheiden was ik opeens weer één alleen. 

 

In dat eindeloze afscheid moeten nemen, het los moeten laten van zoveel wat me dierbaar was en wat mij maakte tot wie ik was, in die vrije val dus, kon het zó vreselijk veilig en fijn lijken om toch maar weer samen verder te gaan! Want dan zou ik weer worden wie ik was en had ik weer een leven! Pas toen ik eruit was wat er precies was overgebleven en wat niet meer terug zal komen kon ik de balans opmaken en stukje bij beetje de leegtes op gaan vullen, nieuwe stenen in het fundament bikken zodat ik weer mijn eigen basis had. En pas toen kon ik mezelf de vraag stellen of ik hem terug zou willen nemen.

 

Dus zou ik hem een kans geven als hij terug zou willen? Het nog eens opnieuw aankijken omdat het nu misschien wél zou lukken? Nee, dat denk ik niet. Want ik ben na zo’n anderhalf jaar wel weer aardig op orde met mezelf en redelijk in staat om op eigen benen te staan. Wat ik wel graag wil is samen die leuke ouders van die leuke dochter blijven. En gewoon een beetje van hem blijven houden. Dat wil ik ook.

 

Om me heen is het zo mogelijk nóg stiller geworden dan het al was. Ik haal diep adem. Geschrokken van mijn eigen monoloog lijkt het wel. Collega C. die meestal zwijgt als niemand anders dat doet, uitgerekend zij volgt mijn voorbeeld en zucht ook diep. ‘Ziezo,’ zegt ze, ‘daar kunnen we nog eens iets mee.’ Ik zeg dat dat voor mezelf eigenlijk ook wel geldt.’

 

Benieuwd naar hoe het begon? Lees het hier.