Anna Maria is 48, moeder van een dochter van vijftien en ze woont in de Randstad. Na twintig jaar strandt haar huwelijk. Op deze plek deelt ze wekelijks haar ervaringen. 

 

‘Hij belt op dat hij even langs wil komen straks. Gewoon gezellig om even met zijn dochter bij te kletsen, zegt hij erover. Of ik dat goed vind? Wat kan ik ervan vinden als het om onze dochter gaat? Na school, zegt hij dat hij even langs wipt, alsof hij zich ook maar ooit een moment heeft verdiept in schooltijden en lesroosters. Uurtje of vijf maakt hij er daarom maar van.

 

Ze zit niet te springen op bezoek van haar vader. Te veel andere leuke puberdingen aan haar hoofd. Op een hoe het op school gaat, kijkt ze hem wat glazig aan. En op een ‘nou vertel nou even’ reageert zij met een ‘ga je nou in ene doen alsof jij je voor mijn school interesseert?’ Ik zie het meteen, dat dit verkeerd schoot, een pijl regelrecht in zijn grote ego en een dikke deuk in zijn eigendunk. Het zijn z’n ogen die dan wat donkerder en duisterder worden en zich wat versmallen en zijn mond die strakker gaat staan. Ik heb het ontelbare keren zien gebeuren. Telkens als ik iets zei waar hij niet van gediend was of iets vroeg waar hij het niet over wilde hebben. Telkens als ik niet enthousiast genoeg was of net iets té enthousiast, gebeurde het. Zijn aanval-is-de-beste-verdediging-mechanisme – tot in de puntjes geperfectioneerd.

 

De adrenaline zit meteen in mijn kruin. Het is een oude gewoonte van me om me dit meteen persoonlijk aan te trekken en die gewoonte is blijkbaar behoorlijk verankerd geraakt. Praten doe ik op dit soort momenten niet meer. Veel te bang om iets te zeggen wat het nog erger maakt. Ik ga verzitten, krijg het warm, raak zelfs een beetje in paniek. En dan sta ik op. Zogenaamd om iets in de keuken te doen. Als ik mijn spiegelbeeld in de ruit zie word ik rustiger. De nieuwe versie van mezelf, hier in mijn eigen nieuwe keuken waar hij geen moer te zoeken heeft, kan dit handelen! Hij mag blij zijn dat hij hier überhaupt mag zijn. Niets aan de hand dus.

 

‘Mij heb je niet meer,’ fluister ik tegen de ruit. Ik haal diep adem en sper mijn mond een paar keer heel ver open om de boel glad te strijken. Over en sluiten dan maar. Mij heb je niet meer.’

 

 

Benieuwd naar hoe het begon? Lees het hier.