‘Ze vraagt of ik met haar mee wil gaan naar zijn crematie. Ze vindt dat ze er niet weg kan blijven – al is dat maar voor zijn moeder en zijn dochter – maar wil daar niet alleen staan.
Haar broer zal zijn best doen om tijd vrij te maken, maar weet nog niet precies hoe of wat. Ik bied aan haar op te halen op deze winterse ochtend die potdicht zit van de mist. We zijn allebei in het zwart en op witte sneakers. ‘Toeval bestaat niet,’ zegt ze als ze het ziet en dan begint ze te lachen. Is ze nerveus? Ze lacht hard maar niet erg echt. Ben ik nerveus? Ongemakkelijk op zijn minst. Dit is wel de meest beladen crematie waar ik ooit naar onderweg ben geweest en ik heb geen idee wat ik verwachten kan.
Zijn we veel te vroeg? Er staat een oud vrouwtje te wachten tot we gehaald worden voor de plechtigheid. Haar winterjas is sleets, de neuzen van haar schoenen zijn kaal, haar gezicht verraadt geen enkele emotie. Met naast haar een meisje, een jonge vrouw, met een bos blonde krullen en een felgekleurd jasje. Ze heeft gehuild en kan zo weer in huilen uitbarsten. Zijn moeder en zijn dochter. Verder niemand tot zover. Ze condoleren elkaar met een kort knikje. Er worden een paar beleefdheden uitgewisseld en dan blijft het stil. Zijn kist staat er verlaten bij. Twee bloemstukjes en verder kaal. Er wordt niet gesproken. Niemand heeft blijkbaar de woorden kunnen vinden om hem uitgeleide te doen. De begrafenisondernemer spreekt een paar woorden die me volstrekt ontgaan. Dan speelt er klassieke muziek van de soort die het ook goed doet in liften en parkeergarages. Geen koffie, geen cake, geen niks.
Binnen een kwartier staan we weer buiten. Als we elkaar aankijken beginnen we tegelijk te huilen. Dan zwaait ze naar iemand. ‘Ben ik zo laat?’ Haar broer heeft zijn opwachting gemaakt. ‘Al afgelopen?’ Hij is ontdaan. Ze stelt me voor aan haar broer. Ik steek mijn hand uit en kijk in zijn ogen. Hij stelt voor om samen iets te gaan drinken. Weg uit deze droefenis. Even opwarmen, even iets eten, even evalueren. Terwijl hij praat blijft hij naar me kijken. En ik naar hem. ‘Herkenning’, denk ik bij mezelf. Deze man is van dezelfde stam. De leegte van de aula van zonet en het onmetelijke verdriet wat daarachter schuilging maken plaats voor de warmte en het weten van dit moment.’
Anna Maria is 49, moeder van een dochter van zestien en ze woont in de Randstad. Na twintig jaar strandde haar huwelijk. Op deze plek deelt ze wekelijks haar ervaringen – ook nu het daten weer begonnen is.