De man van Lea

 

Onlangs plofte ik – heel ouderwets – weer even neer op een terras…

 

 

 

Niet om weer eens – heel ouderwets – lekker te gaan zuipen met vrienden, maar gewoon omdat ik – heel ouderwets – weer eens moest plassen en nog lang niet thuis was. Ik bestelde dus maar een kop koffie, om daarna even gebruik te kunnen maken van het toilet en daarna weer opgelucht verder te kunnen lopen. Dacht ik…

 

Maar in plaats daarvan was ik juist opgefokt. De blaas was leeg, de portemonnee ook (want de koffie was flink veel duurder geworden), maar het hoofd zat ook weer vol. Vol met verbazing en boosheid, maar ook weer met inspiratie gelukkig.

 

O ja, zó was het, dacht ik toen ik neerplofte. Ik ging voeger heel vaak op een terras zitten om inspiratie op te doen. Om mensen te kijken, sferen te proeven, om omschrijvingen te vinden waarmee ik zonsondergangen zou kunnen beschrijven in een artikel, om geluiden van de zee te beluisteren die ik nodig had voor in een roman, enzovoort. En uiteraard om te genieten van een lekkere latte of een goed glas wijn.

 

Ik had het gemist, realiseerde ik me toen ik plaatsnam op de stoel in de hoek achter het glas. Ik kon de zee horen en het strand zien, ik zag de zon, de strandopgang, en… hé… was dat niet de man van Lea (naam gefingeerd uiteraard)? Ik kende de man niet persoonlijk, maar ik herkende hem van de foto’s op Facebook bij mijn vriendinnetje van lang geleden. Het was háár man, ik wist het zeker. Hij zat er wat onderuitgezakt bij en had plezier met zichzelf en zijn vrienden. Tot zover nog precies waar het goede leven voor bedoeld is.

 

Maar toen hoorde ik hem roepen: ‘Jezus, wat een kont.’ Ik keek dus snel of ik iets zag wat op een Jezus of een kont leek, maar ik zag niks. Wel zag ik een dame die zojuist het terras op was gelopen om een plekje te zoeken, maar zij had (in mijn ogen) vrij normale vrouwenbillen. 

 

Wat raar eigenlijk, dat we volslagen onbekende mensen gaan zitten beoordelen op onderdelen in plaats van op gedrag, dacht ik. Maar ik moet bekennen dat ik het ook weleens doe als ik met vriendinnen ben. Alleen dan positiever.

 

‘Wow! Wat een mooie man.’ Dat roepen wij ook weleens. Maar ik heb mezelf nog nooit horen roepen: ‘Jemig, wat een buik, zeg.’ Of: ‘Wat een wenkbrauwen!’

 

Terwijl de man van Lea die wel had, hoor! En zijn veel te dikke buik puilde ook over de rand van zijn broek, en tussen de knoopjes van zijn veel te strakke overhemd door. Heel onsmakelijk om te zien. Hij zette zijn bier neer, liet een keiharde boer, en vertelde toen dat hij de passerende dame vond lijken op Cora. Nou ken ik Cora ook al niet, maar hij had Cora blijkbaar onlangs een lift gegeven, zo begreep ik uit zijn verhaal. En Cora stonk, vertelde hij zijn vrienden.

 

“Ik vond haar niet zo lekker ruiken” had hier volgens mij ook volstaan, maar nee… Cora stonk! En terwijl in zijn roze overhemd de natte plekken onder zijn oksels steeds natter werden, en zijn nekhaar aan elkaar begon te plakken door de warmte van de zon, bedacht ik een nieuw type voor mijn boek. Ik heb namelijk nog iemand nodig waar iets vreselijks mee gaat gebeuren, en het wordt dus de man van Lea. Ik ben eruit!

 

Hij zal nooit weten dat hij dat is, maar ik ga straks een hoop plezier beleven aan deze meneer. Net zoals hij er plezier aan beleeft om anderen belachelijk te maken, laat ik hem straks iets gruwelijks overkomen. Als wraak, namens Lea.

 

Lea heeft namelijk ook dikke billen.  

 

En een lul van een vent.

 

 

 

Door: Tineke

Tineke is schrijfster van de boeken “Toch?” en “Stof Genoeg” en ze blogt ook zo nu en dan. Ze woont op het platteland met één (leuke) man, twee (lieve) kinderen, drie (onbespeelde) muziekinstrumenten, vier (wisselende) mantelzorgprojecten, een (bijna) vijfde boek, haar zesde (luie) kat, en (dus) ongeveer zeven muizen.

Afbeelding van Tineke