Als wetenschappers een orang-oetan wel geloven
Waarom mij dan niet?
Orang-oetan Rakus woont in nationaal park Gunung Leuser in het tropische regenwoud op het Indonesische eiland Sumatra. Als echt alfamannetje moet Rakus zijn plek op de apenrots bij tijd en wijle zwaar bevechten en dat gaat er soms ruig aan toe. In een van zijn aanvaringen met een rivaliserend mannetje hoorden onderzoekers zijn geschreeuw tot op verre afstand en daags na het gevecht troffen ze de mensaap met een groot gapend gat onder zijn rechteroog. Het viel hen op dat Rakus op de stengel en de bladeren van een plant genaamd akar kuning kauwde. Het sap van de bladeren bracht hij eerst aan op de wond om in te laten trekken. Daarna smeerde hij de gekauwde bladeren op de wond, zodat die helemaal bedekt was. Dit ritueel herhaalde Rakus meerdere keren per dag terwijl hij in de tussentijd voortdurend op de plant bleef kauwen om de sappen zo ook binnen te krijgen. En kijk eens even aan: na vijf dagen was de wond dicht en was er van enige infectie totaal geen sprake. Na een maand was Rakus zelfs weer helemaal de oude.
Wetenschappers twijfelen er niet aan dat die oude wijze Rakus maar al te goed wist wat hij deed, want onder zijn soort is bekend dat de betreffende plant een ontstekingsremmende en ontsmettende werking heeft. Niet voor niets wordt hij daarom door de plaatselijke bevolking ook tegen malaria en diabetes gebruikt. Indonesië is natuurlijk niet het enige land ter wereld waar planten en kruiden een belangrijke rol in de geneeskunde spelen en worden aangewend als medicijn. In ontelbare andere culturen gebeurt dat ook. Alleen niet in de Westerse geneeskunde. De meeste Westerse geneesdames en -heren wijzen de medicinale werking van planten resoluut naar het rijk der fabelen en houden krampachtig vast aan de chemische goedjes van de farmaceutische industrie.
Laatst vertelde ik mijn huisarts dat ik een supplement met onder andere peterselie- en druivenpitextract heb ontdekt waarmee ik mijn bloeddruk verrassend goed onder controle kan houden. Die was ooit tegen de 200 waardoor ik aan de bloeddrukverlagers moest met alle bijbehorende bijwerkingen van dien ten gevolge. Die heb ik nu niet meer nodig, dus hoe fijn is dat? ‘Daar geloof ik niet in’, zei hij lachend. Geloven? Als ik nou het wandelende bewijs ben dat het werkt? Ik heb een professionele bloeddrukmeter aangeschaft om mijn bevindingen mee te staven. Eens per maand meet ik vijf dagen achtereen ’s ochtends en ’s avonds en van al die metingen neem ik het gemiddelde en dat is keurig.
‘Misschien werkt het toevallig bij jou. Maar ik geloof hier echt niet in.’ Toch raar dat wetenschappers een orang-oetan wel geloven en mij niet. Of zou dat ermee te maken hebben dat die orang-oetan op Sumatra woont en ik hier?