Alles kan stuk

 

Mijn man loopt al lange tijd met een stok.

 

 

 

Of nee, dat zeg ik verkeerd. Eigenlijk loopt hij nog niet zo heel lang, want eerst lág hij.

 

Daarna zát hij, en pas toen mocht hij in een rolstoel en af en toe achter een looprek bewegen. En na dát alles mocht hij zich gaan voortbewegen op krukken, en toen met een stok.

 

Hij loopt dus eigenlijk pas sinds kort met een stok, maar omdat we al meer dan een half jaar verder zijn in het hele proces van politie aan de deur, en daarna het schrikken, opereren, wachten, hopen, opkrabbelen, weer terugvallen, blij zijn, dankbaar zijn, wéér vallen, en wéér opkrabbelen, voelt het al veel langer.

 

En het lopen met een stok is niet alleen iets waar hij heel trots op mag zijn, het is ook een dingetje dat iets met anderen doet. Iedereen doet op straat ineens vriendelijk tegen hem.

 

Ze groeten en knikken ineens. Aardig, hè? Vroeger werd hij nog weleens van z’n sokken gereden door een stelletje wielrenners of pubers, en die riepen dan: ‘Kijk verdorie dan uit, ouwe!’ Maar nu niet meer. Nu stoppen ze vaak voor hem.

 

Ik heb dus al aangegeven dat ik die stok straks graag weer terug wil (hij stamt namelijk nog uit mijn hernia-tijd) en dat ik hem dan zelf ga gebruiken wanneer ik de straat op ga. Kijken of ze tegen mij dan ook zo vriendelijk doen. Stoppen bij het zebrapad, aan de kant gaan in de supermarkt en voor je opstaan in de trein. Ik vind het een prettig gevoel dat het dus toch nog bestaat.

 

Maar waarschijnlijk moet ik tegen de tijd dat mijn man weer zelfstandig kan lopen een nieuwe stok aanschaffen. Mijn man maakt namelijk altijd alles kapot. Niet alleen zijn eigen botten heeft hij verbrijzeld, maar ook van het handvat van mijn dierbare stok heeft hij al een heel stuk af weten te breken. Door mijn stok regelmatig tegen de grond te smakken, is het handvat helaas al op meerdere plaatsen gebroken.

 

Nou ja, beter dan dat hij zelf nog regelmatig tegen de grond smakt. Want die ene keer dat hij na dertig meter vliegen in een weiland terecht kwam, liep het ook niet zo best af. Laat hem dus voorlopig maar rechtop blijven! En als dat dan met mijn stok goed lukt, dan moet het maar.

 

 

En die stok brengt hem dus nog méér dan alleen maar stabiliteit. Hij brengt ook vriendelijkheid, geduld, mededogen en aandacht. Alleen is het wel anders dan wanneer hij vroeger met “iets” over straat liep, zo vertelde hij laatst.

 

Vroeger liep hij leuk met de kinderwagen, of met onze pup, als hij een blokje om ging. En daarmee trok hij altijd veel bekijks, en dan met name van (jonge) vrouwen.

 

Tsja, baby’s en puppy’s. Welke vrouw valt daar nou niet voor?

 

Hij werd dus vaak gegroet en aangesproken op straat. ‘O, wat een schatje’, kirden de dames dan.

 

En nu roept hij nog steeds veel reacties op, maar het is nét effe anders, zegt hij. Hij wordt nu ook nog gegroet, maar tegelijkertijd een beetje meewarig, en liefdevol, aangestaard.

 

‘Lekker weertje, hè opa?’ roepen de dames nu. En dat is toch anders voor zo’n vent.

 

Toch ben ik wel blij met die stok. Waar ik vroeger nog weleens dacht: afblijven, hoef ik daar nu dus niet meer bang voor te zijn. Sterker nog: soms kijken mensen mij nu aan alsof ik lekker een stukje met mijn opa loop te wandelen. Dan knikken ze naar mij dat ik het goed doe. Je kent die blikken wel.

 

En dan voel ik me toch een partij jong. Heerlijk! En dat allemaal dankzij mijn dierbare stok die dus nooit meer weg mag, omdat hij me al zoveel goeds heeft gebracht.

 

Of… hè bah… ‘Ze denken dat je een golddigger bent, omdat je met zo’n oude vent op straat loopt’, roept mijn man nu.

 

Welja… Maak mijn illusies ook nog maar even kapot.

 

 

 

Door: Tineke

Tineke is schrijfster van de boeken “Toch?” en “Stof Genoeg” en ze blogt ook zo nu en dan. Ze woont op het platteland met één (leuke) man, twee (lieve) kinderen, drie (onbespeelde) muziekinstrumenten, vier (wisselende) mantelzorgprojecten, een (bijna) vijfde boek, haar zesde (luie) kat, en (dus) ongeveer zeven muizen.

Afbeelding van Tineke